Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2021, 22 (uitgifte: 21-01-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Besluit van 16 december 2020 tot wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en enkele andere besluiten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 juli 2020, nr. WJZ / 20186584, mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Gelet op de vogelrichtlijn, de habitatrichtlijn, de Europese cites-regelgeving, de Europese flegt-regelgeving, de Europese houtregelgeving, de Europese invasieve-exotenregelgeving, de Europese zeehondenregelgeving, de wildklemverordening, EU-richtlijn 2017/853 over de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, het verdrag van Bern, het verdrag van Bonn, het walvisverdrag, de benelux-overeenkomst over jacht en vogelbescherming, de Tweede Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot de bescherming van de vogelstand M(76)15, de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie strekkende tot de limitatieve opsomming van de te bezigen geweren en munitie bij de jacht op de onderscheiden wildsoorten (M(83)17 en de Beschikking van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie met betrekking tot de jacht en vogelbescherming M(96)8;
Gelet op de artikelen 2.18, eerste lid, onder f, onder 3°, 2.18, vierde lid, onder b, 2.24, eerste lid, 3.13, 3.15, tweede lid, 3.16, tweede lid, 4.3, eerste, tweede lid en derde lid, 5.1, 5.2, 5.7, derde lid, 5.10, 5.11, 5.18, 5.34, tweede lid, 5.40, tweede lid, 8.1, derde en vijfde lid, 8.2, zesde lid, 8.3, derde lid, 8.4, eerste lid, 8.5, 15.53, eerste lid, 16.1, eerste lid, 16.15, eerste lid, 16.16, eerste lid, 16.20, tweede lid, 16.55, eerste lid, 16.139, eerste lid, 17.3, 18.15a, eerste en derde lid, 20.1, vierde lid, 20.2, eerste, vijfde en zevende lid, 20.3, eerste lid, 20.6, eerste lid, 20.10, eerste lid, 20.14, tweede, derde en vijfde lid, en 23.1 van de Omgevingswet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2020 nr. W11.20.0270/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 december 2020, nr. WJZ / 20286913, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
Hebben goedgevonden en verstaan: