Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 5.34 (voorschriften omgevingsvergunning)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
14-03-2020, Stb. 2020, 112 (uitgifte: 09-04-2020, kamerstukken: 35133)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
23-03-2016, Stb. 2016, 156 (uitgifte: 26-04-2016, kamerstukken: 33962)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - algemene regels
1.
Aan een omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden die nodig zijn voor de regels, bedoeld in de artikelen 5.18, 5.19, 5.30 en 5.31.
2.
Onverminderd de artikelen 13.5, eerste lid tot en met vijfde lid, en 13.6, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor daarbij aangewezen activiteiten regels gesteld over de toepassing van het eerste lid. Daarbij worden in ieder geval regels gesteld over:
- a.
voorschriften die strekken tot toepassing van andere technieken dan die waarover bij de aanvraag gegevens of bescheiden zijn verstrekt,
- b.
voorschriften die, ook al houden deze verband met regels als bedoeld in het eerste lid, niet aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden.
3.
Regels over het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning kunnen ook worden gesteld bij:
- a.
omgevingsplan, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit,
- b.
waterschapsverordening, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.3,
- c.
omgevingsverordening, voor zover het gaat om een omgevingsvergunning voor:
- 1°
een milieubelastende activiteit, tenzij het gaat om een op grond van artikel 5.26, vierde lid, aangewezen geval,
- 2°
een activiteit als bedoeld in artikel 5.4.
4.
Bij het stellen van regels als bedoeld in het derde lid, aanhef en onder c, worden de grenzen van artikel 2.3, tweede lid, in acht genomen.