RvdW 2015/240:Het Hof heeft bij zijn oordeel dat namens verdachte te laat hoger beroep is ingesteld, niet kenbaar aandacht besteed aan de op 5 februari 2013 bij de griffie ingekomen bijzondere schriftelijke volmacht. Uit de bij de schriftuur overgelegde verklaringen is het de kantoorgenoot van de advocaat van verdachte, mr. X, geweest die bij wege van confraternele hulp de brief van 5 februari 2013 ‘p/o [naam advocaat van verdachte]’ heeft ondertekend. Daaruit volgt dat geen onzekerheid bestaat dat een door verdachte bepaaldelijk gemachtigde advocaat de bijzondere schriftelijke volmacht heeft verleend.