Rb. Rotterdam, 21-06-2019, nr. ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721
ECLI:NL:RBROT:2019:4925
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
21-06-2019
- Zaaknummer
ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2019:4925, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 21‑06‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2021:179
- Vindplaatsen
JW 2019/20
Uitspraak 21‑06‑2019
Inhoudsindicatie
De NVWA heeft verschillende partijen kippenvlees afkomstig uit Brazilië voor de invoer in de EU geweigerd, omdat daarin salmonella is aangetroffen. Hierdoor voldeed het kippenvlees niet meer aan de bestemming die stond aangegeven op de veterinaire certificaten, wat betekent dat de producten niet aan de invoervoorwaarden voldeden. Dit is door officiële dierenartsen in de grensinspectiepost vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de dierenartsen een materiële controle in de zin van artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, sub i, van Richtlijn 97/78/EG uitgevoerd. Voor zover sprake is van een controle op grond van deze Richtlijn 97/78/EG gelden de in deze richtlijn neergelegde specifieke communautaire bepalingen betreffende invoerprocedures en officiële controles. In artikel 17, tweede lid, van Richtlijn 97/78/EG is bepaald dat de bevoegde autoriteit, in het geval een product niet voldoet aan de invoervoorwaarden, in overleg met de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger het product terugstuurt of vernietigt. De mogelijkheid om producten te onderwerpen aan een speciale behandeling, zoals genoemd in de artikelen 19 en 20 van Verordening (EG) 882/2004, is niet opgenomen in dit artikel en dus niet mogelijk. Dit geldt ook voor het bepaalde in artikel 8, vierde lid, derde gedachtestreepje, van de richtlijn.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht 1
zaaknummers: ROT 18/2746, ROT 18/5379, ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juni 2019 in de zaak tussen
[eiseres 1] , te [vestigingsplaats eiseres 1] , eiseres 1
[eiseres 2] , te [vestigingsplaats eiseres 2] , eiseres 2,
gemachtigde: mr. B.J.B. Boersma,
en
de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), verweerster,
gemachtigde: mr. E.M. Scheffer.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2017 (primair besluit 1) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 1] voor de invoer in de Europese Unie (EU) geweigerd.
Bij besluiten van 24 januari 2018 (primaire besluiten 2 tot en met 5) heeft verweerster de partijen kippenvlees met GDB-nummers [GDB-nummer 2] , [GDB-nummer 3] , [GDB-nummer 4] en [GDB-nummer 5] voor de invoer in de EU geweigerd.
Bij besluit van 5 maart 2018 (primair besluit 6) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 6] voor de invoer in de EU geweigerd.
Bij besluit van 12 maart 2018 (primair besluit 7) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 7] voor de invoer in de EU geweigerd.
Bij besluiten van 8 mei 2018 en 2 oktober 2018 (de bestreden besluiten I en II) heeft verweerster de bezwaren van eiseres 1 tegen de primaire besluiten 1 tot en met 5 respectievelijk de primaire besluiten 6 en 7 ongegrond verklaard.
Eiseres 1 heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld. Deze beroepen hebben de zaaknummers ROT 18/2746 en ROT 18/5379,
Bij besluit van 10 oktober 2018 (primair besluit 8) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 8] voor de invoer in de EU geweigerd.
Bij besluit van 6 december 2018 (primair besluit 9) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 9] voor de invoer in de EU geweigerd.
Bij besluit van 8 januari 2019 (primair besluit 10) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 10] voor de invoer in de EU geweigerd.
Bij besluit van 5 februari 2019 (primair besluit 11) heeft verweerster de partij kippenvlees met GDB-nummer [GDB-nummer 11] voor de invoer in de EU geweigerd.
Eiseres 1 en 2 hebben tegen de primaire besluiten 8 tot en met 11 bezwaar gemaakt. De bezwaren tegen deze besluiten zijn, na een verzoek daartoe van eiseres 1 en 2, door verweerster doorgezonden naar de rechtbank om deze als rechtstreeks beroep af te doen. Deze beroepen hebben de zaaknummers ROT 18/5970, ROT 19/270, ROT 19/387 en ROT 19/721.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2019. Eiseres 1 en 2 hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door dr. [naam arts 1] en dr. [naam arts 2] , officiële dierenartsen bij de NVWA.
Overwegingen
1. Bij de primaire besluiten heeft verweerster de partijen kippenvlees afkomstig uit Brazilië voor de invoer in de EU geweigerd, omdat daarin salmonella is aangetroffen. Tevens heeft verweerster eiseres 1 en eiseres 2 meerdere malen bericht dat niet kan worden voldaan aan het verzoek om de partijen kippenvlees een speciale hittebehandeling te laten ondergaan.
2. Aan verweersters besluitvorming ligt ten grondslag dat de partijen kippenvlees niet voldoen aan de voedselveiligheidscriteria, zoals genoemd in Bijlage I, onder 1.5, van de Verordening (EG) 2073/2005. Bij een veterinaire controle is vastgesteld dat de partijen kippenvlees zijn verontreinigd met salmonella, zodat het product niet beantwoordt aan de bestemming die is aangegeven op het veterinair certificaat. Volgens verweerster is het niet mogelijk om – zoals door eiseres 1 en 2 is verzocht – het kippenvlees een hittebehandeling te laten ondergaan, omdat Richtlijn 97/78/EG van toepassing is en niet Verordening (EG) 882/2004. Nu het kippenvlees niet aan de invoervoorwaarden voldoet, zijn enkel de maatregelen beschikbaar waarin is voorzien in deze richtlijn. Dit betekent dat het kippenvlees kan worden vernietigd of kan worden teruggestuurd, aldus verweerster. Wat in de mailwisseling van eind 2017 tussen een medewerker van de Europese Commissie en een medewerker van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is gezegd over Verordening (EG) 882/2004 geeft verweerster geen aanleiding een ander standpunt in te nemen.
3. Eiseres 1 en 2 stellen dat op grond van artikel 19 van de Verordening (EG) 882/2004 een speciale behandeling van het kippenvlees mogelijk is. Volgens hen heeft verweerster op grond van sanitaire bepalingen geconcludeerd dat sprake is van onregelmatigheden en niet op grond van veterinaire bepalingen, zodat Verordening (EG) 882/2004 kan worden toegepast. Dit volgt ook uit de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) van 15 september 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:339) in de zaak Bayshore SA (Bayshore-uitspraak), voor zover deze uitspraak al juist is. Daarnaast stellen eiseres 1 en 2 dat het op grond van artikel 8, vierde lid, vierde (lees: derde) gedachtestreepje, van Richtlijn 97/78/EG ook mogelijk is om producten een in de toepasselijke communautaire wetgeving voorgeschreven behandeling te laten ondergaan. In artikel 7, tweede lid, van de Verordening (EG) 2073/2005 is voor de verontreiniging van producten een behandeling voorgeschreven. Dat verweerster de speciale behandeling niet toestaat, is dus in strijd met de geldende wetgeving. Verder zijn eiseres 1 en 2 van mening dat uit de correspondentie tussen de Europese Commissie en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit blijkt dat een speciale behandeling mogelijk is.
4. Het wettelijk kader, zoals dat van toepassing was ten tijde van de besluitvorming door verweerster, is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
5. Ter beoordeling staat of de partijen kippenvlees hadden kunnen worden onderworpen aan een speciale behandeling als bedoeld in de artikelen 19 en 20 van de Verordening (EG) 882/2004.
6.1.
De beroepsgrond dat verweerster op grond van sanitaire bepalingen en niet op grond van veterinaire bepalingen heeft geconcludeerd dat sprake is van onregelmatigheden, zodat Verordening (EG) 882/2004 kan worden toegepast, slaagt niet. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
6.2.
In artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, sub i, van Richtlijn 97/78/EG is bepaald dat de officiële dierenarts een materiële controle verricht om zich ervan te vergewissen dat de producten voldoen aan de eisen van de communautaire wetgeving en geschikt zijn om te worden gebruikt voor de in het begeleidend certificaat aangegeven doeleinden. In artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van Richtlijn 97/78/EG is bepaald dat een materiële controle een controle van het product zelf is, die onder meer bemonstering en laboratoriumonderzoek kan omvatten. Deze controles moeten overeenkomstig de criteria van bijlage III van Richtlijn 97/78/EG worden verricht. Uit deze bijlage volgt dat een materiële controle van dierlijke producten tot doel heeft te garanderen dat de producten nog steeds beantwoorden aan de bestemming die is aangegeven in het veterinair certificaat. Daarom moeten de garanties worden gecontroleerd die door het derde land van oorsprong zijn gegeven en moet ook met zekerheid kunnen worden geconstateerd dat daarin geen wijzigingen zijn gekomen tijdens en ten gevolge van het transport, door laboratoriumtests voor de opsporing van pathogenen, zoals salmonella.
6.3.
Op de veterinaire certificaten van de partijen kippenvlees stond dat de producten waren gecertificeerd voor menselijke consumptie. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat de officiële dierenartsen in de grensinspectiepost hebben gecontroleerd of de partijen kippenvlees voldeden aan deze bestemming.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hier aan de orde zijnde controles, materiële controles in de zin van artikel 4, vierde lid, aanhef en onder b, sub i, van Richtlijn 97/78/EG. De officiële dierenartsen hebben immers door middel van laboratoriumtests geverifieerd of het kippenvlees nog steeds voldeed aan de bestemming die stond aangegeven op de veterinaire certificaten. In de considerans van Verordening (EG) 882/2004, zoals opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, staat dat de in Richtlijn 97/78/EG bedoelde controles op diervoeders en levensmiddelen uit derde landen zich beperken tot de veterinaire aspecten. Daarnaast staat in de considerans dat de Verordening (EG) 882/2004 geen verandering brengt in de reeds bestaande geharmoniseerde invoerprocedures voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong die vallen onder Richtlijn 97/78/EG. Dit uitgangspunt is ook neergelegd in de artikelen 1, derde lid, en 14, eerste lid, van Verordening 882/2004. Voor zover dus sprake is van een controle op grond van Richtlijn 97/78/EG gelden de in deze richtlijn neergelegde specifieke communautaire bepalingen betreffende invoerprocedures en officiële controles. Dit volgt ook uit de Bayshore-uitspraak en heeft het College nogmaals bevestigd in zijn uitspraak van 11 september 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:491). De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om anders te oordelen.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de partijen kippenvlees waren verontreinigd met salmonella. Hierdoor voldeed het kippenvlees niet meer aan de bestemming die stond aangegeven op de veterinaire certificaten, wat betekent dat de producten niet aan de invoervoorwaarden voldeden. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn 97/78/EG besluit de bevoegde autoriteit in dat geval in overleg met de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger om het product met hetzelfde vervoermiddel terug te sturen of het product te vernietigen. De mogelijkheid om producten die niet voldoen aan de invoervoorwaarden te onderwerpen aan een speciale behandeling, zoals genoemd in de artikelen 19 en 20 van Verordening 882/2004, is niet opgenomen in artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG en is dus niet mogelijk. Dit geldt eveneens voor het bepaalde in artikel 8, vierde lid, derde gedachtestreepje, van Richtlijn 97/78/EG. Ook die mogelijkheid wordt niet in artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG genoemd.
8. Ten aanzien van het betoog dat uit de mailwisseling tussen een medewerker van de Europese Commissie en een medewerker van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit volgt dat een speciale behandeling van het kippenvlees mogelijk is, overweegt de rechtbank dat blijkens de mailwisseling een medewerker van het ministerie bij een medewerker van de Europese Commissie heeft geïnformeerd of het correct is dat artikel 17 van Richtlijn 97/78/EG de mogelijkheid van een speciale behandeling uitsluit. Daarop heeft de medewerker van de Europese Commissie een algemene uitleg gegeven van de verschillende opties genoemd in Verordening (EG) 882/2004 en toegelicht onder welke voorwaarden de speciale behandeling dient plaats te vinden. Daargelaten de betekenis die aan deze mailwisseling toegekend kan worden, kan hieruit niet worden afgeleid dat Verordening (EG) 882/2004 van toepassing is naast Richtlijn 97/78/EG. Dit betoog slaagt daarom niet.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. M.V. van Baaren en mr. S.A. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. C.M.J. Rouwers, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 juni 2019.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Bijlage
Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (Richtlijn 97/78/EG) luidt – voor zover hier van belang – als volgt
Artikel 2
(…)
2.Voorts wordt verstaan onder:
d) ,,materiële controle”: controle van het product zelf, die controles van de verpakking en de temperatuur, alsmede bemonstering en laboratoriumonderzoek kan omvatten.
j) ,,invoervoorwaarden”: de in de communautaire wetgeving vastgestelde veterinaire voorschriften waaraan in te voeren producten moeten voldoen.
Artikel 4
(…)
4. Met uitzondering van de in de artikelen 9 tot en met 15 bedoelde specifieke gevallen, verricht de officiële dierenarts:
(…)
b) een materiele controle van iedere partij om:
i. i) zich ervan te vergewissen dat de producten voldoen aan de eisen van de communautaire wetgeving en geschikt zijn om te worden gebruikt voor de in het begeleidend certificaat of document aangegeven doeleinden.
Deze controles moeten overeenkomstig de criteria van bijlage III worden verricht.
Artikel 8
(…)
4. Producten die krachtens de communautaire wetgeving van de grensinspectiepost van aankomst tot de inrichting op de plaats van bestemming onder toezicht moeten staan, onder de volgende voorwaarden verzonden:
(…)
- in de inrichting op de plaats van bestemming ondergaan de producten de in de toepasselijke communautaire wetgeving voorgeschreven behandeling;
(…)
Artikel 17
(…)
2. Wanneer de veterinaire autoriteit aan de hand van de in deze richtlijn bedoelde controles vaststelt, dat het product niet aan de invoervoorwaarden voldoet of dat een onregelmatigheid is begaan, besluit de bevoegde autoriteit in overleg met de belanghebbende bij de lading of zijn vertegenwoordiger:
a. a) ofwel het product vanuit dezelfde grensinspectiepost binnen een termijn van ten hoogste 60 dagen met hetzelfde vervoermiddel terug te zenden naar een met de belanghebbende bij de lading overeengekomen plaats buiten de in bijlage I vermelde grondgebieden, voor zover hiertegen geen bezwaren bestaan in verband met de resultaten van de veterinaire keuring en de gezondheidsvoorschriften of de veterinairrechtelijke voorschriften.
In dat geval moet de officiële dierenarts van de grensinspectiepost:
— de in artikel 1, lid 1, eerste streepje, van Beschikking 92/438/EEG vastgestelde informatieprocedure inleiden;
— de veterinaire certificaten of documenten waarvan de afgewezen producten vergezeld gaan, ongeldig maken overeenkomstig de daartoe door de Commissie volgens de in lid 7 bedoelde procedure vast te stellen voorschriften, zodat deze producten niet via een andere grensinspectiepost binnengebracht kunnen worden;
b) ofwel het product te vernietigen in de daarvoor bestemde inrichting zoals bedoeld in Richtlijn 90/667/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de verwijdering en verwerking van dierlijke afvallen, voor het in de handel brengen van dierlijke afvallen en ter voorkoming van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong (vissen daaronder begrepen) (…) die het dichtst bij de grensinspectiepost gelegen is, indien terugzending onmogelijk is of de onder a) bedoelde termijn van 60 dagen verstreken is, of indien de belanghebbende bij de lading daar onmiddellijk mee instemt.
In afwachting van de terugzending van de in dit punt bedoelde producten of van de bevestiging van de motieven voor de afwijzing, worden de betrokken producten onder toezicht van de bevoegde autoriteit op kosten van de belanghebbende bij de lading opgeslagen door de bevoegde autoriteiten.
Artikel 20
1. Onverminderd het bepaalde in dit hoofdstuk verricht de officiële dierenarts of de bevoegde autoriteit, indien wordt vermoed dat de veterinaire wetgeving niet is nageleefd of bij twijfel over
a. a) de overeenstemming of de werkelijke bestemming van een product;
b) de overeenstemming van een product met de garanties waarin de wetgeving voor dit soort producten voorziet;
c) de naleving van de door de communautaire wetgeving voorgeschreven garanties inzake dier- of volksgezondheid de door hem of haar passend geachte veterinaire controles om zijn of haar vermoeden te bevestigen of te ontkrachten.
De gecontroleerde producten moeten onder toezicht van de bevoegde overheid blijven tot het resultaat van de controles beschikbaar is.
Wanneer vermoedens van niet-naleving worden bevestigd, moeten de controles op producten van dezelfde oorsprong worden versterkt overeenkomstig artikel 17, lid 3.
2. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 29.
BIJLAGE III
MATERIËLE CONTROLE VAN DE PRODUCTEN
De materiële controle van dierlijke producten heeft tot doel te garanderen dat de producten nog steeds beantwoorden aan de bestemming die is aangegeven in het veterinair certificaat of document: bijgevolg moeten de garanties worden gecontroleerd die door het derde land van oorsprong zijn gegeven, en moet ook met zekerheid kunnen worden geconstateerd dat daarin geen wijzigingen zijn gekomen tijdens en ten gevolge van het transport, door:
a. a) organoleptisch onderzoek: bijvoorbeeld geur, kleur, consistentie, smaak;
b) eenvoudige fysische of chemische tests: in plakken snijden, ontdooien, koken;
c) laboratoriumtests voor de opsporing van:
residuen
pathogenen
contaminaten
bederf of andere vormen van aantasting.
(…)
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (Verordening (EG) 178/2002) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 11
In de Gemeenschap ingevoerde levensmiddelen en diervoeders
Levensmiddelen en diervoeders die in de Gemeenschap worden ingevoerd om er in de handel te worden gebracht, dienen te voldoen aan de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving dan wel aan de voorschriften die door de Gemeenschap als ten minste gelijkwaardig daaraan zijn aangemerkt, of, ingeval er een specifieke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het land van uitvoer bestaat, aan de voorschriften daarvan.
Artikel 14
Voedselveiligheidsvoorschriften
1. Levensmiddelen worden niet in de handel gebracht indien zij onveilig zijn.
2. Levensmiddelen worden geacht onveilig te zijn indien zij worden beschouwd als:
a. a) schadelijk voor de gezondheid;
b) ongeschikt voor menselijke consumptie.
(…)
4. Bij de beoordeling of een levensmiddel schadelijk voor de gezondheid is, worden de volgende punten in aanmerking genomen:
(…);
b) de vermoedelijke cumulatieve toxische effecten;
(…)”
Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 4
Algemene en specifieke hygiënevoorschriften
(…)
3. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voorzover van toepassing, de volgende specifieke hygiënemaatregelen treffen:
a. a) voldoen aan de microbiologische criteria voor levensmiddelen;
b) procedures om de doelstellingen van deze verordening te bereiken;
c) voldoen aan de vereisten inzake temperatuurbeheersing voor levensmiddelen;
d) handhaving van het koelcircuit;
e) steekproeven en analyses.
(…)”
Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 6
Producten van dierlijke oorsprong van buiten de Gemeenschap
1. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die producten van dierlijke oorsprong invoeren uit derde landen, zorgen ervoor dat die invoer uitsluitend geschiedt indien:
(…)
c) het product voldoet aan:
i. i) de voorschriften van deze verordening, met inbegrip van de voorschriften van artikel 5 betreffende gezondheids- en identificatiemerken;
ii) de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 en
iii) de invoervoorwaarden die zijn vastgesteld overeenkomstig de communautaire
wetgeving inzake de invoercontroles op levensmiddelen van dierlijke oorsprong, (…)”
De considerans bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (Verordening (EG) 882/2004) luidt- voor zover hier van belang – als volgt:
“(24) Het is van belang uniforme procedures in te stellen voor de controle van de invoer naar het grondgebied van de Gemeenschap van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen, rekening houdende met het feit dat er reeds geharmoniseerde invoerprocedures bestaan voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong die vallen onder Richtlijn 97/78/EG van de Raad (…). Deze bestaande procedures functioneren goed en dienen gehandhaafd te blijven.
(25) De in Richtlijn 97/78/EG bedoelde controles op diervoeders en levensmiddelen uit derde landen beperken zich tot de veterinaire aspecten. Het is noodzakelijk deze controles aan te vullen met officiële controles die niet-veterinaire aspecten bestrijken, zoals controles van additieven, etikettering, traceerbaarheid, bestraling van levensmiddelen en van materiaal dat met levensmiddelen in aanraking is geweest.”
Verordening (EG) 882/2004 luidt – voor zover hier van belang als volgt:
Artikel 19
Maatregelen naar aanleiding van officiële controles van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen
1. De bevoegde autoriteit plaatst diervoeders of levensmiddelen uit derde landen die niet voldoen aan de wetgeving inzake diervoeders of levensmiddelen in officiële inbewaringneming en neemt, gehoord hebbende de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf die voor de zending verantwoordelijk is, de volgende maatregelen ten aanzien van deze diervoeders of levensmiddelen:
a. a) opdragen dat de diervoeders of levensmiddelen worden vernietigd, overeenkomstig artikel 20 aan een speciale behandeling worden onderworpen, of overeenkomstig artikel 21 worden teruggestuurd uit de Gemeenschap; ook kunnen andere passende maatregelen worden genomen, zoals de diervoeders en levensmiddelen aanwenden voor andere doeleinden dan die waarvoor zij oorspronkelijk waren bedoeld;
b) indien de diervoeders of levensmiddelen al in de handel zijn gebracht, monitoren of, indien nodig, opdracht geven tot het terugroepen, uit de handel nemen of vernietigen ervan, alvorens een van de bovengenoemde maatregelen te nemen;
c) nagaan of de diervoeders of levensmiddelen geen negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van mens en dier, hetzij rechtstreeks, hetzij via het milieu, gedurende de looptijd of in afwachting van de implementatie van de in onder a) en b) bedoelde maatregelen.
(…)
Artikel 20 Speciale behandeling
1. De in artikel 19 bedoelde speciale behandeling het volgende omvatten:
a. a) een behandeling of verwerking om de diervoeders of levensmiddelen in overeenstemming te brengen met de eisen van de communautaire wetgeving, of met de eisen van een derde land in geval van terugsturen, met inbegrip van desinfectering, indien noodzakelijk, maar met uitsluiting van verdunning;
b) verwerking op enige andere passende manier voor andere doeleinden dan menselijke of dierlijke consumptie.
(…)
Bijlage I van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Europese Commissie van 5 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen Verordening (EG) 2073/2005 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
De Warenwetregeling Veterinaire controles (derde landen) luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 2
Het binnen Nederlands grondgebied brengen van eet- en drinkwaren, afkomstig uit een land dat niet behoort tot de Europese Unie, en het vervolgens verhandelen daarvan, geschiedt met inachtneming van de ter zake bij of krachtens richtlijn 97/78/EG gestelde bepalingen.
Artikel 6
De officiële dierenarts in de grensinspectiepost en in entrepots neemt bij zijn werkzaamheden de ter zake bij of krachtens richtlijn 97/78/EG gestelde voorschriften in acht.
Het Warenwetbesluit invoer levensmiddelen uit derde landen luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 3
Eet- of drinkwaren worden slechts binnen Nederlands grondgebied gebracht of verhandeld indien die waren bij aanwending overeenkomstig redelijkerwijze te verwachten gebruik uit het oogpunt van gezondheid geschikt zijn voor menselijke consumptie.
Het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 2
1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, eerste, tweede, en derde lid, 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid, en 6, tweede lid, en derde lid, onder a, b, en c, van verordening (EG) 852/2004.
2. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, eerste tot en met vierde lid, 5, 6, eerste, derde, en vierde lid, 7, eerste lid, en 8, eerste lid, van verordening (EG) 853/2004.
3. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4, 5, eerste, tweede en vierde lid, 6, eerste lid, 7, en 9, van verordening (EG) 2073/2005.
4. Het is verboden te handelen in strijd met de krachtens de artikelen 3, vierde lid, en 10 vastgestelde regels.
(…)
Artikel 3
1. Bevoegde autoriteit:
b. bedoeld in artikel 2, vierde lid, van verordening (EG) 882/2004, zijn de diensten waarbij de krachtens de Warenwet aangewezen ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften, werkzaam zijn.
(…)