Einde inhoudsopgave
Mediawet 2008
Artikel 2.25 [Voorwaarden erkenning]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
09-12-2020, Stb. 2020, 517 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken: 35554)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2020, Stb. 2020, 527 (uitgifte: 17-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
Informatierecht / Reclame
1.
Voor een erkenning komt slechts in aanmerking een omroeporganisatie:
- a
- 1°
die in de voorafgaande erkenningperiode een erkenning had;
- 2°
die is gevormd uit omroepverenigingen die in de voorafgaande periode een erkenning hadden;
- 3°
die is gevormd uit alle omroepverenigingen die waren vertegenwoordigd in een samenwerkingsomroep die in de voorafgaande periode een erkenning had; of
- 4°
die is gevormd uit omroepverenigingen als bedoeld onder 2° en 3°;
- b
- 1°
die voor zover het een omroepvereniging betreft, ten minste 100.000 leden heeft; of
- 2°
waarvan voor zover het een samenwerkingsomroep betreft, de omroepverenigingen die hij vertegenwoordigt, samen ten minste 100.000 leden hebben en afzonderlijk niet minder dan 50.000 leden;
- c.
die op 31 december van het jaar voorafgaand aan dat waarin die erkenning ingaat, een reserve als bedoeld in artikel 2.174a, eerste lid, heeft waarvan het saldo nihil of positief is en voor zover het een samenwerkingsomroep betreft, ook elke omroepvereniging die hij vertegenwoordigt, op die datum een reserve als bedoeld in artikel 2.174a, tweede lid, heeft waarvan het saldo nihil of positief is; en
- d.
die de beschikbaarheid van het media-aanbod op de aanbodkanalen, bedoeld in artikel 2.55, derde lid, heeft zeker gesteld en voldoet aan de artikelen 2.142a en 2.178, eerste, tweede en derde lid.
2.
De hoogte van het saldo, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond door overlegging van de jaarrekening, bedoeld in artikel 2.171, tweede lid, die vergezeld gaat van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kan ook in aanmerking komen voor een erkenning een samenwerkingsomroep waarin zijn vertegenwoordigd:
- a.
een of meer omroepverenigingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a; en
- b.
een of meer omroepverenigingen die in de voorafgaande erkenningperiode een voorlopige erkenning hadden, waarbij voor elk van deze omroepverenigingen geldt dat:
- 1°
die omroepvereniging ten minste 50.000 leden heeft; en
- 2°
van die omroepvereniging niet tijdens de periode van de voorlopige erkenning onvoldoende is gebleken dat het media-aanbod voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 2.26, eerste lid, onderdeel d.