Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/233
233 Geen duidelijke richtlijnen voor de toepassing van de afwijzingsgronden
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS453439:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
W.D.H. Asser in zijn noot in NJ 2005, 442 onder HR 11 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6809, JBPr 2005, 21 m.nt. E.F. Groot (Frog/Floriade) en A-G Huydecoper in zijn conclusie voor HR 21 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3938, NJ 2008, 608 en JBPr 2009, 12, m.nt. E.F. Groot (Udo/Renault) geven wel enkele algemene richtlijnen.
D.M. Thierry in zijn noot in JBPr 2003, 72 onder HR 12 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ9973, NJ 2005, 441 (Royal & Sun Alliance/K). Zie verder nr. 239.
Zie hierover Ten Berg-Koolen 1986, p. 113-114. Voorbeelden zijn: Hof ’s-Gravenhage 15 april 1999, ECLI:NL:GHSGR:1999:AC4124, NJ 1999, 704; Hof ’s-Gravenhage 6 november 2012, ECLI:NL: GHSGR:2012:BY2048; Rb. ’s-Gravenhage 23 januari 2012, ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1543.
Er zijn geen duidelijke richtlijnen die aangeven in welk geval voor welke afwijzingsgrond moet worden gekozen.1 In de literatuur wordt aangehaald dat de verschillende gronden raakpunten hebben, elkaar (grotendeels) overlappen of in de praktijk niet leiden tot verschillende uitkomsten.2 In de jurisprudentie wordt (te) vaak niet gemotiveerd waarom voor een bepaalde afwijzingsgrond wordt gekozen; er wordt een aantal omstandigheden opgevoerd, waarna als conclusie volgt dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor misbruik van bevoegdheid c.q. strijd met de goede procesorde – of een andere combinatie – oplevert.3