HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0773, NJ 2010/212, m.nt. H.J. Snijders. Recent herhaald in HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:314, JWB 2017/90.
HR, 19-05-2017, nr. 17/01106
ECLI:NL:HR:2017:931
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-05-2017
- Zaaknummer
17/01106
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:931, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑05‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:356, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:356, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:931, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Partij(en)
19 mei 2017
Eerste Kamer
17/01106
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/13/14/438-R van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2017;
b. het arrest in de zaak 200.207.667/01 van het gerechtshof Amsterdam van 21 februari 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 1 maart 2017 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 19 mei 2017.
Conclusie 16‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
17/01106
mr. G.R.B. van Peursem
16 maart 2017
Conclusie inzake:
[verzoeker] ,
verzoeker tot cassatie,
(hierna: [verzoeker] )
1. [verzoeker] heeft bij een op 1 maart 2017 per fax bij het secretariaat van de Hoge Raad der Nederlanden ingekomen verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 21 februari 2017 met zaaknummer 200.207.667/01. In dit arrest is het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2017 bekrachtigd, waarin de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoeker] heeft beëindigd zonder hem de schone lei te verlenen.
2 Het cassatieverzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf. Bij brief van 3 maart 2017 is [verzoeker] door de griffie van de Hoge Raad bericht dat dit verzuim kan worden hersteld doordat een advocaat bij de Hoge Raad alsnog hetzelfde verzoekschrift getekend indient. Bij fax van 7 maart 2017 is door [verzoeker] bericht – zakelijk weergegeven – dat hij ondanks inspanningen geen cassatieadvocaat bereid heeft gevonden hem bij te staan.
3 Het verzuim is niet binnen de op vaste rechtspraak gebaseerde1.termijn van 14 dagen na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad van het oorspronkelijke verzoekschrift (dus uiterlijk 15 maart 2017) hersteld, zodat niet is voldaan aan het vereiste in art. 426a Rv.
4 Ik concludeer dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Advocaat-Generaal
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑03‑2017