HR, 24-02-2017, nr. 16/06134
ECLI:NL:HR:2017:314
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-02-2017
- Zaaknummer
16/06134
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:314, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑02‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:83, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:83, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑01‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:314, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad. Borgersbrief, niet ondertekend door cassatieadvocaat, terzijdelegging.
Partij(en)
24 februari 2017
Eerste Kamer
16/06134
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding
Bij verzoekschrift van 10 december 2016 heeft [verzoeker] een verzoek tot cassatie ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft bij brief van 11 januari 2017 op die conclusie gereageerd. Nu deze brief niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het verzoekschrift, dat op 10 december 2016 per e-mail en op 13 dan wel 14 december 2016 tevens per post is ingekomen, voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 24 februari 2017.
Conclusie 09‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad. Borgersbrief, niet ondertekend door cassatieadvocaat, terzijdelegging.
16/06134
mr. G.R.B. van Peursem
9 januari 2017
Conclusie inzake:
[verzoeker] ,
verzoeker tot cassatie,
(hierna: [verzoeker])
1. [verzoeker] heeft middels een op 10 december 2016 per e-mail, tevens op 13 en/of 14 december 2016 per post bij het secretariaat van de Hoge Raad der Nederlanden ingekomen verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem van 5 december 2016, zaaknummers 200.193.777 en 200.195.192 en de beschikking van hetzelfde hof van gelijke datum, zaaknummer 200.196.337. In eerstgenoemd arrest zijn de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 15 juni 2016 (FT RK 16/1007) en 4 juli 2016 (FT RK 16/1242) vernietigd en zijn de verzoeken tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [verzoeker] afgewezen. In genoemde beschikking van 5 december 2016 is afgewezen [verzoekers] verzoek, gedaan in het kader van voornoemde hoger beroepen van [verzoeker] tegen zijn niet ontvankelijk verklaarde verzoeken tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, tot het treffen van een voorlopige voorziening houdende bepaling dat de Officier van Justitie wordt verboden over te gaan tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis voor de duur van de voorlopige voorziening en te bepalen dat deze voorlopige voorziening geldt tot acht dagen nadat op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (in hoger beroep) is beslist.
2 Het cassatieverzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf. De griffie van de Hoge Raad heeft [verzoeker] bij brieven van 10 en 13 december 2016 bericht dat het verzoekschrift niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad en dat dit verzuim kan worden hersteld doordat binnen acht dagen na 10 december 2016, respectievelijk veertien dagen na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad van het oorspronkelijke verzoekschrift, een advocaat bij de Hoge Raad een door hem getekend exemplaar van datzelfde verzoekschrift ter griffie indient. Bij fax van 16 december 2016 is door [verzoeker] onder meer bericht – zakelijk weergegeven – dat hij ondanks inspanningen geen cassatie-advocaat bereid heeft gevonden hem bij te staan.
3 Het verzuim is niet hersteld, zodat niet is voldaan aan het vereiste in art. 426a Rv.
4 De conclusie strekt derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Advocaat-Generaal