Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/385
385 Waarborgen voor de verweerder
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691780:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
I. Giesen (Asser Procesrecht/Giesen 1 2015) en A.C. van Schaick (Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022) besteedden uitvoerig aandacht aan het feit dat eisende partijen maar mager voldeden aan hun verplichtingen in de dagvaarding. Zie ook Van der Kraats 2017, p. 59-82 en Novakovski 2006.
Zie bijv. Rb. Limburg 23 augustus 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:8075 en Rb. Amsterdam 26 november 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:8730.
HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236, NJ 2017/282 met nt. J. Hijma (Lindorff/Nazier).
A-G W.L. Valk in zijn conclusie randnumer 3.16 voorafgaand aan HR 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1731, NJ 2020/305 met nt. H.J. Snijders (St. Intermaris).
Onder repeatplayers wordt verstaan: met regelmaat (veelal, maar niet uitsluitend landelijk) procederende professionele partijen, onder wie incassogemachtigden en gerechtsdeurwaarders die zaken indienen namens professionele schuldeisers, zoals zorgverzekeraars en telecombedrijven.
Een door de Rechtspraak gepubliceerd Informatieformulier. Een voorzet voor een formuliertussenvonnis gaven Seinen & Ancery 2015.
Zie ook Ancery & Krans 2016.
Tot voor kort rekenden incassobureaus en gerechtsdeurwaarders er bij het opstellen van de dagvaarding op dat verweerder verstek liet gaan; dagvaardingen werden met opzet zo kaal mogelijk gelaten,1 met niet meer stellingen dan benodigd voor toewijzing van de vordering.2 Onder de knoet van Luxemburg, Straatsburg en Den Haag zijn waarborgen gecreëerd voor (de al of niet verschenen) verweerder. Ambtshalve aanvulling en toetsing is een belangrijk uitgangspunt geworden voor de nationale rechtspraak bij de beoordeling van consumentenzaken. De beslissingen van het HvJ EU werken door in het Nederlandse procesrecht. De rechter moet ambtshalve onderzoeken of aan de geïmplementeerde normen van Europees consumentenrecht is voldaan en moet deze normen toepassen ook al heeft de consument daarop geen beroep gedaan (zowel in een contradictoire setting als na verstekverlening). De Hoge Raad heeft deze verplichting op basis van het effectiviteitsbeginsel uitgebreid naar fundamenteel consumentenrecht van nationale origine.3 In de meeste gevallen zal het gaan om niet gevoerde (bevrijdende) verweren die de rechter toepast en toetst. Voor eisers in consumentenzaken heeft de Europese rechtspraak gezorgd voor vergaande verplichtingen wat betreft het verschaffen van informatie om zo het hoge niveau van consumentenbescherming te realiseren.4
In een overgangsperiode moesten repeatplayers5 informatie in de dagvaarding of in een bijlage opnemen conform een informatieformulier6 om de rechtbank in consumentenzaken in staat te stellen de vordering te beoordelen. Er werd o.m. gevraagd of de wederpartij een consument is, wat de grondslag van de vordering is, waar de overeenkomst was gesloten of voldaan was aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen van art. 6:230m, 6:230t of 6:230v BW; voor reisovereenkomsten of is voldaan aan art. 7:502 en voor kredietovereenkomsten aan art. 7:59-61 BW en art. 4:34 Wft.; verder of algemene voorwaarden van toepassing zijn, facturen zijn gestuurd en of verweerder in gebreke gesteld en indien van toepassing: welke diensten zijn verleend. Uitgewerkt moest worden hoe de vordering is samengesteld qua hoofdsom, rente, boete en kosten. De overeenkomst tussen partijen, de facturen en een duidelijk gespecificeerd overzicht van de betalingsachterstand moesten worden overgelegd. Beriep eiser zich op algemene voorwaarden, dan moest hij deze overleggen. In de overgangsperiode bestond de mogelijkheid dat de rechter een tussenvonnis wees waarin van eiser werd verlangd aanvullende informatie te geven.7 Vooraf was aangekondigd dat de overgangsperiode op 1 januari 2021 zou aflopen.