Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 [Curaçao]
Artikel 9A [Investerings-aftrek]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2017
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel is gebaseerd op de tekst uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
20-12-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 78 (uitgifte: 27-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
15-07-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 37 (uitgifte: 22-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 82 (uitgifte: 30-12-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-08-2016, Publicatieblad van Curaçao 2016, 57 (uitgifte: 02-09-2016, regelingnummer: 16/2178)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Curaçao
1.
Ingeval in een kalenderjaar een bedrag van meer dan NAf 5.000,-- wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen wordt 10 procent van het investeringsbedrag ten laste gebracht van de opbrengst van onderneming van dat jaar. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen terzake van de aanschaffing of de verbetering van bedrijfsmiddelen, die voor de uitoefening van een onderneming binnen de Nederlandse Antillen worden gebezigd, zomede het maken van voortbrengingskosten daarvoor. Indien niet alle verplichtingen terzake op de belastingplichtige drukken, wordt slechts het bedrag dat wel op de belastingplichtige drukt in aanmerking genomen.
Voor zover in een jaar geïnvesteerd wordt in het onderhoud en de verbetering van een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, wordt het percentage genoemd in het eerste volzin verhoogd tot 30 procent van het investeringsbedrag.
2.
Ingeval in een jaar bedrijfsmiddelen, waarop het vorige lid toepassing heeft gevonden, worden vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als ter zake van de investering in die bedrijfsmiddelen op de voet van het eerste lid ten laste van de opbrengst van onderneming over het aldaar genoemde jaar in aftrek is gebracht ten bate van de opbrengst van onderneming van dat jaar gebracht. Bijtelling heeft slechts plaats voorzover de vervreemding plaats vindt binnen zes jaar — voorzover betreft gebouwen binnen 15 jaar — na de aanvang van het jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden.
Bijtelling heeft plaats tot ten hoogste het bedrag waarvoor destijds aftrek is verleend.
3.
Tot de bedrijfsmiddelen worden niet gerekend:
- a.
gronden, daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen;
- b.
woonhuizen, daaronder begrepen tot bewoning dienende gedeelten van bedrijfspanden, tenzij verhuur van deze woonhuizen ligt in de lijn van de normale bedrijfsuitoefening of tenzij het betreft een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen. Indien de opbrengst van onderneming behaald is met werkzaamheden uit een werkruimte gelegen in een beschermd monument, bedoeld in artikel 2, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, komen de kosten ten laste van de opbrengst van onderneming van dat jaar, voor ten hoogste 20 procent van het investeringsbedrag;
- c.
personenauto’s, tenzij deze personenauto’s bestemd zijn voor het bedrijfsmatig personenvervoer;
- d.
pleziervaartuigen;
- e.
effecten, vorderingen en goodwill;
- f.
flessen, kisten en andere verpakkingsmiddelen;
- g.
voorwerpen van geringe waarde, omschreven in artikel 10, tweede lid onder b.;
- h.
door de belastingplichtige aan te wijzen andere bedrijfsmiddelen.
4.
Tenzij bij ministeriële regeling met algemene werking anders bepaald wordt, blijven buiten aanmerking:
- a.
verplichtingen aangegaan tussen bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie;
- b.
verplichtingen aangegaan tussen gerechtigden tot een nalatenschap of huwelijksgemeenschap waartoe het bedrijfsmiddel behoort;
- c.
verplichtingen aangegaan tussen degene die voor meer dan een vierde gedeelte van het nominaal gestorte kapitaal middellijk of onmiddellijk aandeelhouder is in een vennootschap welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en deze vennootschap.
5.
Het onttrekken van een zaak aan de onderneming wordt met vervreemding gelijkgesteld, met dien verstande dat alsdan de verkoopwaarde of, indien deze niet is te bepalen, de geldswaarde, als overdrachtsprijs in aanmerking wordt genomen.
6.
Ingeval een investering ongedaan wordt gemaakt dan wel met betrekking tot een investering een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt zulks als vervreemding van een zaak en het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtsprijs. Ingeval een vervreemding ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een vervreemding, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt verleend, geldt zulks als een investering en het bedrag van die vervreemding, vermindering, teruggaaf of vergoeding als investeringsbedrag.
7.
De Minister kan in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken:
- a.
de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken;
- b.
de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen buiten toepassing stellen.