Het voorlopig getuigenverhoor
Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/208:208 Afwijking 2: verplichting ex art. 190 lid 1 Rv
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/208
208 Afwijking 2: verplichting ex art. 190 lid 1 Rv
Documentgegevens:
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS454637:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 21 juni 1968, ECLI:NL:HR:1968:AB5502, NJ 1968, 317. De Hoge Raad motiveerde deze uitspraak met de wenselijkheid zoveel mogelijk alle partijen bij het verhoor aanwezig te laten zijn, zodat de verklaringen in het voorlopig getuigenverhoor zoveel mogelijk dezelfde bewijskracht hebben als in de hoofdzaak. Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 190, aant. 2 acht het waarschijnlijk dat de Hoge Raad die wenselijkheid thans vindt in de verminderde kans op misbruik van het middel.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voordat de rechter-commissaris aan zijn verhoor begint moet hij zich ervan verzekeren dat de verzoeker heeft voldaan aan zijn verplichting om een afschrift van de toewijzende beschikking en eventueel het verzoekschrift aan zijn wederpartij te doen toekomen, ofwel per aangetekende brief ofwel per exploot (art. 190 lid 1 Rv, zie nr. 202). Verschillende situaties kunnen zich voordoen. Ten eerste de situatie waarin de wederpartij niet verschijnt, maar wel correct is opgeroepen. In dat geval is voldaan aan het vereiste van art. 190 lid 1 Rv, zodat het verhoor doorgang kan vinden buiten de aanwezigheid van de wederpartij. Ten tweede de situatie waarin de wederpartij niet verschijnt en ook niet correct is opgeroepen. Als vaststaat dat de wederpartij binnen de door de rechter vastgestelde termijn kennis heeft genomen van het verzoekschrift en de beschikking en bovendien haar belangen door de wijze waarop de stukken aan haar bekend zijn geworden niet zijn geschaad, kan het verhoor doorgaan.1 In alle andere gevallen moet de wederpartij opnieuw worden opgeroepen, omdat zonder hernieuwde oproeping het beginsel van hoor en wederhoor wordt geschonden. De wederpartij, die niet of te laat weet van het voorlopig getuigenverhoor, is bijvoorbeeld niet in staat zich uit te laten over een door een getuige gedaan beroep op een verschoningsrecht en kan een getuige geen vragen stellen (art. 189 jo. 179 lid 2 Rv). Ten derde kan de wederpartij verschijnen na een niet correcte oproeping. In dat geval kan de rechter-commissaris overgaan tot het getuigenverhoor, omdat de wederpartij niet in haar belangen is geschaad nu zij wist dat en wanneer het getuigenverhoor zou worden gehouden.