Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 6d
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
30-09-2019, Stb. 2019, 313 (uitgifte: 10-10-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-10-2019, Stb. 2019, 385 (uitgifte: 06-11-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De rechterlijk ambtenaar die is aangesteld of aangewezen voor een bepaalde arbeidsduur heeft, overeenkomstig hetgeen is overeengekomen in de laatstelijk overeengekomen collectieve arbeidsovereenkomst voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn, aanspraak op een vakantieuitkering, een vergoeding van reis- en verblijfkosten, een vergoeding van verplaatsingskosten, alsmede een gratificatie terzake van veeljarige dienst.
2.
Artikel 4 is van toepassing ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden in de ingevolge het eerste lid overeenkomstige bepalingen, met dien verstande dat de daarin aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegekende bevoegdheden en de daarin aan een bepaald gezag toegekende mogelijkheid tot het maken van nadere of afwijkende afspraken door die minister respectievelijk dat gezag worden uitgeoefend.