Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/279
279 Inleiding
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691839:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Een opschortingsrecht ontheft verweerder niet van zijn betalings- of leveringsverplichting, maar hij heeft bij slagen van het verweer een opschortingsbevoegdheid. Zie ook Asser Procesrecht/Asser 3 2023/284 en Wolters 2022/22-23. De facturen van eiser zijn in beginsel opeisbaar, ongeacht de vraag of eiser behoorlijk heeft gepresteerd. Vooruitlopend op ontbinding kan worden opgeschort.
Is sprake van een opschortende voorwaarde of voorwaarde onder tijdsbepaling, dan heeft verweerder ingeval van een nakomingsvordering door eiser niet een beroep op een opschortingsrecht nodig; de vordering van eiser is in dat geval nog niet opeisbaar (W.L. Valk, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 6:262 BW). Verweerder kan zo nodig subsidiair een beroep doen op een opschortingsrecht.
HR 8 maart 2002,ECLI:NL:HR:2002:AD7343, NJ 2002/199 (Hendrikx/Peters).
HR 5 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2519, NJ 1998/169 en HR 23 september 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1453, NJ 1995/26 (Dinjens/Vissers).
De bewijslast voor het bestaan van een retentierecht rust op de retentor (bijv. Hof Leeuwarden 4 december 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY5377).
Vordert eiser nakoming van een verbintenis van verweerder, dan kan verweerder het bevrijdende verweer voeren dat hij bevoegd is zijn prestatie op te schorten; een tijdelijke remedie die is gericht op uitstel van de prestatie van verweerder.1 Een opschortingsbevoegdheid is een verweermiddel waarop verweerder zich moet beroepen.2 Verweerder doet een beroep op het rechtsgevolg van door hem gestelde feiten waardoor hij gerechtigd is de verschuldigde prestatie niet te verrichten. De bevoegdheid tot opschorting is een verweermiddel van de schuldenaar in verband met een tegenvordering die hij op zijn schuldeiser heeft.3 Verweerder stelt dat hij het recht heeft de verschuldigde prestatie (al of niet vooralsnog) niet te verrichten aangezien de prestatie van eiser niet aan de overeenkomst beantwoordt. Verweerder wil bewerkstelligen dat hij de nakoming van zijn verbintenis kan opschorten totdat eiser voldoet aan een opeisbare vordering die verweerder op eiser heeft. Verweerder verlangt dat eiser alsnog nakomt, en geeft aan dat hij in dat geval ook zijnerzijds zal nakomen.4 Opschorting van de voldoening aan betalings- of leveringsverplichtingen5 heeft tot doel om eiser tot nakoming van diens verplichtingen te prikkelen, en leidt niet tot een definitief verval van de betalingsverplichtingen. Eiser moet ‘te laat zijn’ met bijvoorbeeld betalen of leveren of ondeugdelijk hebben gepresteerd. Ook een beroep op een retentierecht (art. 3:290 BW) is een opschortingsrecht.6