NJ 1998, 169
Wie zich op opschortingsrecht beroept behoeft niet nakoming dan wel schadevergoeding of (gedeeltelijke) ontbinding te vorderen; voldoende is dat hij duidelijk te kennen geeft dat hij nakoming verlangt en dat hij in dat geval ook zijnerzijds zal nakomen
HR 05-12-1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2519 (Kloth/Stripac)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
5 december 1997
- Magistraten
Roelvink, Heemskerk, Jansen
- Zaaknummer
16460
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
ZC2519
- Roepnaam
Kloth/Stripac
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1997:ZC2519, Uitspraak, Hoge Raad, 05‑12‑1997
- Wetingang
BW art. 6:52
Essentie
Degene die zich op een opschortingsrecht beroept behoeft niet — tegelijkertijd — nakoming dan wel schadevergoeding of (gedeeltelijke) ontbinding te vorderen; voldoende is dat hij duidelijk te kennen geeft dat hij nakoming verlangt en dat hij in dat geval ook zijnerzijds zal nakomen.
Samenvatting
Voor een beroep op een opschortingsrecht is niet nodig dat degeen die zich daarop beroept tegelijkertijd nakoming dan wel schadevergoeding of (gedeeltelijke) ontbinding vordert. Voldoende is immers dat degeen die zich op het opschortingsrecht beroept, daarbij duidelijk te kennen geeft dat hij verlangt dat de wederpartij alsnog behoorlijk nakomt, en dat hij in dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.