Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.3.4
5.3.4 MiFID en de MiFID Uitvoeringsverordening
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS443327:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/ EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, PbEG L 145/1.
Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 juni 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten, PbEG L 141.
Richtlijn 2004/39/EG, zie overweging 2.
Zie overweging 5, Richtlijn 2004/39/EG.
Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, PbEG L 241.
Verordening 1287/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europese Parlement en de Raad wat de voor beleggingsonderneming geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, PbEU L 241.
Gereglementeerde markten zijn: ‘multilaterale handelssystemen waarin koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten worden samengebracht, zodat overeenkomsten tot stand komen met betrekking tot deze financiële instrumenten, die volgens de regels van de systemen van de markten tot de handel zijn toegelaten’, (artikel 1.1 Wft).
Multilaterale handelsfaciliteit (MFT) zijn: ‘door een beleggingsonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten, binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels, samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig de geldende regels inzake vergunningverlening en het doorlopende toezicht’, (artikel 1.1 Wft).
beleggingsonderneming met systematische interne behandelingen (SI) gedefinieerd en wel als onderneming ‘die frequent op georganiseerde, regelmatige en systematische wijze, voor eigen rekening en buiten een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit om transacties uitvoert door orders van cliënten met betrekking tot aandelen uit te voeren’,artikel 1.1 Wft).
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU, PB L 173/349 van 12 juni 2014.
Een OFT is een handels platform dat geen gereglementeerde markt of MFT is maar waar wel koop- en verkooporders worden samengebracht. Exploitanten van een OFT moeten eveneens een vergunning aanvragen, art. 2 lid 1 sub 7 MiFIR.
In hoofdstuk I van titel II staan voorwaarden en procedures voor de vergunningsverlening. In hoofdstuk II van titel II staan uitoefeningsvoorwaarden voor beleggingsondernemingen. In afdeling 2 komen bepalingen ter bescherming van de belegger aan de orde.
In MiFID II worden de uitzonderingen overigens drastisch ingeperkt. Zo zal er geen uitzondering meer zijn op de vergunningsplicht voor de handel voor eigen rekening als zij zijn aangesloten bij een gereglementeerde markt of een MTF.
Overweging 4, Richtlijn 2006/73/EG.
T.H. de Villeneuve, ‘Cliëntclassificatie onder MiFID’, in: F.M.A. ’t Hart (red.), ’Vanuit praktijk en theorie bezien’, Amsterdam: Nibesvv 2007, p. 75.
De Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) van 21 april 2004 is op 1 mei 2004 in werking getreden.1 De MiFID vervangt de Richtlijn beleggingsdiensten uit 1993.2 Het doel van de MiFID is beleggers een hoog niveau van bescherming te bieden en beleggingsondernemingen in staat te stellen overal in de Europese Gemeenschap diensten te verrichten op basis van toezicht door de lidstaat van herkomst.3 Om deze doelstellingen te bereiken dient een allesomvattend regelgevingskader voor de uitvoering van transacties in financiële instrumenten te worden vastgesteld. De uitvoering van transacties van beleggers kan zo aan de hoogste normen beantwoorden en de integriteit en algemene efficiëntie van het financiële bestel kan gehandhaafd blijven.4
Via de reeds genoemde Lamfalussy-wetgevingsprocedure dient een aantal belangrijke onderwerpen nader uitgewerkt te worden. De MiFID zelf is een kaderrichtlijn (level 1) en is verder uitgewerkt in een Uitvoeringsrichtlijn MiFID5 en een Uitvoeringsverordening MiFID6 (level 2).
Om een samenhangend en op de risico’s afgestemd regelgevingskader te creëren voor de voornaamste soorten systemen die op de Europese financiële markten bestaan, zijn er in de MiFID drie verschillende handelsplatformen gedefinieerd: de gereglementeerde markt,7 het multilaterale handelsplatform8 en de beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling9 (artikel 2, onder 8, van de Uitvoeringsverordening MiFID). Overigens zal een vierde handelsplatform worden toegevoegd door MiFID II.10 Het gaat om een zogenaamde Organised Trading Facility (OFT).11
Handelsplatformen brengen vraag naar en aanbod van financiële instrumenten bij elkaar.
De MiFID stelt aan zowel gereglementeerde markten alsook aan Multilaterale handelsfaciliteiten (MTF’s) en beleggingsondernemingen met systematische interne behandeling (SI’s) bepaalde eisen. De MiFID heeft geleid tot een (uitbreiding van het) aantal vergunningsverplichtingen met betrekking tot beleggingsdiensten en activiteiten.12 Voor het beheren van een gereglementeerde markt heeft een marktexploitant een vergunning nodig. De exploitatie van een MTF is een beleggingsactiviteit waarvoor eveneens een vergunning verkregen dient te worden. SI’s voeren buiten de gereglementeerde markt of MTF voor eigen rekening transacties van cliënten in aandelen uit. Hiervoor geldt dan ook geen vergunningsplicht, maar deze transacties moeten wel worden gemeld aan de toezichthouder.
Een aantal (rechts)personen is uitgezonderd van de reikwijdte van de MiFID. In artikel 1, tweede lid, MiFID is bepaald welke delen van de richtlijn van toepassing zijn op kredietinstellingen. Als een kredietinstelling tevens beleggingsdiensten aanbiedt en/of beleggingsactiviteiten verricht, dan valt zij wel onder de gehele MiFID.13 In artikel 2 wordt een aantal vrijstellingen gegeven waarop de MiFID niet van toepassing is, zoals verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen.14
Om de door de nationale wetgevers en toezichthouders opgeworpen barrières bij grensoverschrijdende dienstverlening te slechten en ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen onder dezelfde voorwaarden gelijke toegang hebben tot alle markten in de Gemeenschap, tracht de MiFID de gedragsregels en organisatorische eisen te harmoniseren.15 Om tot een optimaal beschermingsniveau te komen wordt in de MiFID een drietal typen cliënten onderscheiden: professionele cliënten, niet-professionele cliënten en de in aanmerking komende tegenpartij. Deze classificatie is van belang voor de mate van bescherming van de belegger en voor de vraag welke gedragsregels een beleggingsonderneming in acht moet nemen.16 De in aanmerking komende tegenpartij ontvangt de minste bescherming en de niet-professionele cliënt de meeste. Op de niet-professionele tegenpartij zijn de gedragsregels van toepassing die gelden voor de betreffende beleggingsdienst of transacties.17 Cliënten kunnen verzoeken om voor een hoger of lager beschermingsniveau in aanmerking te komen. Deze classificatie heeft dan ook gevolgen voor de zorgplicht van een beleggingsonderneming. De keuze voor een ander beschermingsniveau door een cliënt kan dit wel ingewikkeld maken. Aangezien er ook een privaatrechtelijke zorgplicht bestaat, is de vraag hoe de wisselwerking is tussen de publiekrechtelijke en civielrechtelijke zorgplicht.18
In het navolgende zullen de belangrijkste gedragsregels worden besproken. Het betreft het ken-uw-cliënt-beginsel, de best execution-verplichting, de bewaarplicht en de inducementregel.
5.3.4.1 Informatievoorziening en het ken-uw-cliënt-beginsel5.3.4.2 Best execution-verplichting5.3.4.3 Bewaarplicht5.3.4.4 Inducementregel5.3.4.5 Afronding