Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2020/852 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088
Artikel 13 Substantiële bijdrage aan de transitie naar een circulaire economie
Geldend
Geldend vanaf 12-07-2020
- Bronpublicatie:
18-06-2020, PbEU 2020, L 198 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020/852)
- Inwerkingtreding
12-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2020, PbEU 2020, L 198 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020/852)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Milieurecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een economische activiteit wordt aangemerkt als een economische activiteit die substantieel bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie, met inbegrip van preventie, hergebruik en recycling van afval, indien die activiteit:
- a)
natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van duurzaam gewonnen grondstoffen van biologische oorsprong en andere grondstoffen, efficiënter in de productie gebruikt, onder meer door:
- i)
het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen of het vergroten van het gebruik van bijproducten en secundaire grondstoffen, of
- ii)
maatregelen inzake het efficiënt gebruik van hulpbronnen en inzake energie-efficiëntie;
- b)
de duurzaamheid, de repareerbaarheid, de verbeterbaarheid of de herbruikbaarheid van producten verhoogt, met name bij ontwerp- en vervaardigingsactiviteiten;
- c)
de recyclebaarheid van producten vergroot, met inbegrip van de recyclebaarheid van individuele materialen in die producten, onder meer door substitutie of verminderd gebruik van producten en materialen die niet recyclebaar zijn, met name bij ontwerp- en vervaardigingsactiviteiten;
- d)
het gehalte aan gevaarlijke stoffen substantieel vermindert en zeer zorgwekkende stoffen in materialen en producten gedurende hun levenscyclus substitueert, in overeenstemming met de in het Unierecht vastgestelde doelstellingen, onder meer door dergelijke stoffen te vervangen door veiliger alternatieven en door de traceerbaarheid te waarborgen;
- e)
het gebruik van producten verlengt, onder meer door hergebruik, ontwerp voor lange levensduur, herbestemming, demontage, remanufacturing, verbetering en reparatie, en het delen van producten;
- f)
het gebruik van secundaire grondstoffen en de kwaliteit ervan verhoogt, onder meer door hoogkwalitatieve afvalrecycling;
- g)
afvalproductie voorkomt of terugdringt, met inbegrip van de productie van afval bij de winning van delfstoffen en afval bij het bouwen en het slopen van gebouwen;
- h)
het voorbereiden voor het hergebruik en de recycling van afval uitbreidt;
- i)
de ontwikkeling van de infrastructuur voor afvalbeheer die nodig is voor preventie, voor de voorbereiding voor hergebruik en voor recycling, uitbreidt, waarbij er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat de teruggewonnen materialen worden gerecycled als kwalitatief hoogwaardige secundaire grondstoffen in de productie, en downcycling wordt vermeden;
- j)
afvalverbranding zo veel mogelijk beperkt en afvalverwijdering, met inbegrip van storten, vermijdt, overeenkomstig de beginselen van de afvalhiërarchie;
- k)
zwerfvuil vermijdt en vermindert, of
- l)
overeenkomstig artikel 16 een of meer van de in de punten a) tot en met k) van dit lid opgenomen activiteiten faciliteert.
2.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast met het oog op:
- a)
het aanvullen van lid 1 van dit artikel door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de transitie naar een circulaire economie, en
- b)
het aanvullen van artikel 17 door voor elke relevante milieudoelstelling technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan op grond van punt a) van dit lid technische screeningcriteria zijn vastgesteld, ernstig afbreuk doet aan een of meer van die doelstellingen.
3.
Alvorens de in lid 2 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie het in artikel 20 bedoelde platform over de in lid 2 van dit artikel bedoelde technische screeningcriteria.
4.
De Commissie stelt de in lid 2 van dit artikel bedoelde technische screeningcriteria vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdend met de vereisten van artikel 19.
5.
De Commissie stelt de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk op 31 december 2021 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 1 januari 2023 van toepassing wordt.