Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2020/852 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088
Artikel 10 Substantiële bijdrage aan de mitigatie van klimaatverandering
Geldend
Geldend vanaf 12-07-2020
- Bronpublicatie:
18-06-2020, PbEU 2020, L 198 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020/852)
- Inwerkingtreding
12-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2020, PbEU 2020, L 198 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020/852)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Milieurecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een economische activiteit wordt aangemerkt als een economische activiteit die substantieel aan de mitigatie van klimaatverandering bijdraagt indien die activiteit in overeenstemming met de langetermijntemperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs substantieel bijdraagt aan de stabilisering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen, door het beletten of verminderen van broeikasgasemissies of het vergroten van broeikasgasverwijderingen, onder meer door proces- of productinnovatie, door middel van:
- a)
opwekking, transmissie, opslag, distributie of gebruik van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, onder meer door gebruikmaking van innovatieve technologie met een potentieel voor aanzienlijke toekomstige besparingen of door de noodzakelijke versterking of uitbreiding van het net;
- b)
verbetering van de energie-efficiëntie, behalve voor energieopwekkingsactiviteiten als bedoeld in artikel 19, lid 3;
- c)
uitbreiding van schone of klimaatneutrale mobiliteit;
- d)
overschakeling op het gebruik van duurzaam gewonnen hernieuwbare materialen;
- e)
uitbreiding van het gebruik van technologieën voor ecologisch veilig(e) koolstofafvang en -gebruik (carbon capture and utilisation, CCU) en koolstofafvang en -opslag (carbon capture and storage, CCS) die voor een nettoreductie van broeikasgasemissies zorgen;
- f)
versterking van koolstofputten op land, onder meer door het vermijden van ontbossing en aantasting van bossen, herstel van bossen, duurzaam beheer en herstel van akkerland, grasland en watergebieden (wetlands), bebossing en regeneratieve landbouw;
- g)
totstandbrenging van energie-infrastructuur die nodig is om energiesystemen koolstofvrij te maken;
- h)
productie van schone en efficiënte brandstoffen uit hernieuwbare of koolstofneutrale bronnen, of
- i)
het overeenkomstig artikel 16 faciliteren van een of meer van de in de punten a) tot en met h) van dit lid opgenomen activiteiten.
2.
Voor de toepassing van lid 1 wordt een economische activiteit waarvoor er geen technologisch en economisch haalbaar koolstofarm alternatief bestaat, aangemerkt als een economische activiteit die substantieel aan de mitigatie van klimaatverandering bijdraagt indien ze de transitie naar een klimaatneutrale economie ondersteunt volgens een traject naar beperking van de temperatuurstijging tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau, onder meer door broeikasgasemissies, met name emissies uit vaste fossiele brandstoffen, af te bouwen, en indien die activiteit:
- a)
broeikasgasemissieniveaus vertoont die overeenstemmen met de beste prestaties in de sector of de industrie;
- b)
de ontwikkeling en toepassing van koolstofarme alternatieven niet in de weg staat, en
- c)
niet leidt tot een lock-in van koolstofintensieve activa, gelet op hun economische levensduur.
Voor de toepassing van dit lid en de vaststelling van technische screeningcriteria op grond van artikel 19 beoordeelt de Commissie de potentiële bijdrage en de haalbaarheid van alle relevante bestaande technologieën.
3.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 23 een gedelegeerde handeling vast met het oog op:
- a)
het aanvullen van de leden 1 en 2 van dit artikel door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering, en
- b)
het aanvullen van artikel 17 door voor elke relevante milieudoelstelling technische screeningcriteria vast te stellen om uit te maken of een economische activiteit ten aanzien waarvan op grond van punt a) van dit lid technische screeningcriteria zijn vastgesteld, ernstig afbreuk doet aan een of meer van die doelstellingen.
4.
Alvorens de in lid 3 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie het in artikel 20 bedoelde platform over de in lid 3 van dit artikel bedoelde technische screeningcriteria.
5.
De Commissie stelt de in lid 3 van dit artikel bedoelde technische screeningcriteria vast in één gedelegeerde handeling, rekening houdend met de vereisten van artikel 19.
6.
De Commissie stelt de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handeling uiterlijk op 31 december 2020 vast, om ervoor te zorgen dat deze per 1 januari 2022 van toepassing wordt.