Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2020/852 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088
Artikel 17 Ernstige afbreuk aan milieudoelstellingen
Geldend
Geldend vanaf 12-07-2020
- Bronpublicatie:
18-06-2020, PbEU 2020, L 198 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020/852)
- Inwerkingtreding
12-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2020, PbEU 2020, L 198 (uitgifte: 22-06-2020, regelingnummer: 2020/852)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Milieurecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de toepassing van artikel 3, onder b), wordt een economische activiteit, rekening houdend met de levenscyclus van de producten en diensten die zij oplevert, met inbegrip van bewijsmateriaal uit bestaande levenscyclusbeoordelingen, geacht ernstig afbreuk te doen aan:
- a)
de mitigatie van klimaatverandering, indien die activiteit leidt tot aanzienlijke broeikasgasemissies;
- b)
de adaptatie aan klimaatverandering, indien die activiteit leidt tot een toegenomen ongunstig effect van het huidige klimaat en het verwachte toekomstige klimaat op de activiteit zelf of op de mens, de natuur of activa;
- c)
het duurzaam gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, indien die activiteit schadelijk is:
- i)
voor de goede toestand of het goed ecologisch potentieel van waterlichamen, met inbegrip van oppervlaktewater en grondwater, of
- ii)
voor de goede milieutoestand van mariene wateren;
- d)
de circulaire economie, met inbegrip van preventie en recycling van afval, indien:
- i)
die activiteit leidt tot aanzienlijke inefficiënties bij het gebruik van materialen of bij het directe of indirecte gebruik van natuurlijke hulpbronnen zoals niet-hernieuwbare energiebronnen, grondstoffen, water en bodem in een of meer stadia van de levenscyclus van producten, onder meer in termen van duurzaamheid, repareerbaarheid, verbeterbaarheid, herbruikbaarheid of recyclebaarheid van producten;
- ii)
die activiteit leidt tot een aanzienlijke toename van de productie, verbranding of verwijdering van afval, met uitzondering van de verbranding van niet-recyclebaar gevaarlijk afval, of
- iii)
de verwijdering van afval op lange termijn kan leiden tot aanzienlijke en langdurige schade aan het milieu;
- e)
de preventie en bestrijding van verontreiniging, indien die activiteit leidt tot een aanzienlijke toename van emissies van verontreinigende stoffen in lucht, water of bodem, vergeleken met de situatie voordat de activiteit van start ging, of
- f)
de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen, indien die activiteit:
- i)
in aanzienlijke mate schadelijk is voor de goede staat en de veerkracht van ecosystemen, of
- ii)
schadelijk is voor de staat van instandhouding van habitats en soorten, met inbegrip van die welke van Uniebelang zijn.
2.
Bij het toetsen van een economische activiteit aan de criteria van lid 1 wordt rekening gehouden met zowel de milieueffecten van de activiteit zelf als die van de door die activiteit opgeleverde producten en diensten gedurende hun levenscyclus, met name door de productie, het gebruik en het einde van de levensduur van die producten en diensten in acht te nemen.