Einde inhoudsopgave
Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds
Artikel XXIII Opschorting van verrichtingen en transacties in bijzondere trekkingsrechten
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1978
- Bronpublicatie:
03-05-1976, Trb. 1977, 40 (uitgifte: 01-01-1977, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-06-1978, Trb. 1978, 80 (uitgifte: 01-01-1978, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
§ 1. Noodmaatregelen
Ingeval een noodtoestand of de ontwikkeling van onvoorziene omstandigheden de werkzaamheden van het Fonds met betrekking tot de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling bedreigen, kan het College van Bewindvoerders met een meerderheid van vijfentachtig procent van het totale stemmenaantal voor een tijdvak van ten hoogste één jaar, de werking opschorten van enigerlei bepaling betreffende verrichtingen en transacties in bijzondere trekkingsrechten; in dat geval is het bepaalde in artikel XXVII, sectie 1(b), (c) en (d) van toepassing.
§ 2. Het niet nakomen van verplichtingen
(a)
Indien het Fonds constateert dat een participant heeft nagelaten zijn verplichtingen ingevolge artikel XIX, sectie 4 na te komen, wordt het recht van de participant zijn bijzondere trekkingsrechten te gebruiken, opgeschort, tenzij het Fonds anders besluit.
(b)
Indien het Fonds constateert dat een participant heeft nagelaten enige andere verplichting ten aanzien van de bijzondere trekkingsrechten na te komen, kan het Fonds het recht van de participant om gebruik te maken van bijzondere trekkingsrechten die hij na de opschorting verwerft, opschorten.
(c)
Er worden regelingen vastgesteld om te verzekeren dat, alvorens tegen enige participant maatregelen worden genomen ingevolge letter (a) of (b) hierboven, de participant onmiddellijk van het tegen hem ingebrachte bezwaar in kennis wordt gesteld en behoorlijk gelegenheid krijgt zijn standpunt, zowel mondeling als schriftelijk, uiteen te zetten. Indien de participant op deze wijze in kennis is gesteld van een bezwaar betreffende letter (a) hierboven, gebruikt hij, in afwachting van de beschikking op de bezwaren, geen bijzondere trekkingsrechten.
(d)
Opschorting ingevolge letter (a) of (b) hierboven of beperking ingevolge letter (c) hierboven is niet van invloed op de verplichting van de participant valuta ter beschikking te stellen overeenkomstig artikel XIX, sectie 4.
(e)
Het Fonds kan te allen tijde een opschorting ingevolge letter (a) of (b) hierboven beëindigen, met dien verstande dat een opschorting opgelegd aan een participant ingevolge letter (b) hierboven wegens het niet nakomen van de verplichtingen ingevolge artikel XIX, sectie 6(a), eerst 180 dagen na het einde van het eerste kalenderkwartaal tijdens hetwelk de participant de voorschriften voor herstel van de oorspronkelijke positie naleeft, wordt beëindigd.
(f)
Het recht van een participant zijn bijzondere trekkingsrechten te gebruiken wordt niet opgeschort wegens het feit dat hij ingevolge artikel V, sectie 5, artikel VI, sectie 1, of artikel XXVI, sectie 2(a) niet langer bevoegd is de middelen van het Fonds te gebruiken. Het feit dat een participant heeft nagelaten enigerlei verplichting ten aanzien van bijzondere trekkingsrechten na te komen, levert geen grond voor toepassing van artikel XXVI, sectie 2.