Einde inhoudsopgave
Besluit aftrek van omzetbelasting 2020
4.1 Algemeen
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2020
- Bronpublicatie:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Inwerkingtreding
15-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Als investeringsgoederen worden aangemerkt:
- –
onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen;
- –
roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven als hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen.
Uit HvJ 19 juli 2012, zaak C-334/10 (Vof X)1., en HR 12 juli 2013, nr. 07/12617bis2., blijkt dat duurzame aanpassingen aan een onroerende zaak een afzonderlijk investeringsgoed kunnen vormen3.. Dergelijke duurzame aanpassingen aan een onroerende zaak die een investeringsgoed vormen, zijn mogelijk niet in alle gevallen aan te merken als zelfstandige onroerende of roerende zaken in de zin van artikel 13 van de beschikking. Dit betekent dan dat ingevolge dit artikel herziening van de aftrek van voorbelasting op dergelijke duurzame aanpassingen na het jaar van eerste gebruik niet mogelijk is.
Voor de toepassing van de aftrek zijn er vervolgens drie verschillen tussen investeringsgoederen en andere goederen en diensten:
- –
investeringsgoederen worden voor de toepassing van de aftrek afzonderlijk in aanmerking genomen (artikel 13, eerste lid, van de beschikking).
- –
investeringsgoederen kennen een langere herzieningstermijn. Herziening vindt niet alleen plaats in het jaar van eerste ingebruikneming maar ook in de daarop volgende vier boekjaren (voor roerende zaken) of negen boekjaren (voor onroerende zaken en rechten).
- –
investeringsgoederen komen in aanmerking voor de zogenoemde vermogensetikettering. De ondernemer heeft bij investeringsgoederen die hij aanschaft en bestemt voor zowel handelingen waarvoor hij recht op aftrek van voorbelasting heeft als voor privégebruik de keuze om deze goederen geheel of gedeeltelijk tot zijn bedrijfsvermogen te rekenen of in zijn privévermogen op te nemen (zie § 4.3.2.)4.. Voor andere goederen dan investeringsgoederen en voor diensten bestaat deze mogelijkheid niet.
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de aftrek voor roerende en onroerende investeringsgoederen. Daarbij wordt ook de invloed van de vermogensetikettering op de omvang van de aftrek beschreven.
Voetnoten
Vgl. ook HR 12 juli 2013, nr. 10/00787, ECLI:NL:HR:2013:58, HR 12 juli 2013, nr. 09/04670, ECLI:NL:HR:2013:59 en HR 12 juli 2013, nr. 10/02529, ECLI:NL:HR:2013:60.
Voor het privégebruik van onroerende zaken geldt de vermogensetikettering ook en is toerekening aan het bedrijfsvermogen mogelijk. Aftrek van belasting ontstaat evenwel niet vanwege de uitsluiting in artikel 15, eerste lid, slotalinea, van de wet.