Einde inhoudsopgave
Besluit aftrek van omzetbelasting 2020
4.3.2 Vermogensetikettering en gevolgen voor aftrek
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2020
- Bronpublicatie:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Inwerkingtreding
15-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
In § 4.2.2 zijn de diverse situaties opgesomd die zich kunnen voordoen bij de aanschaf van investeringsgoederen. Het per 1 januari 2011 ontstane regime voor onroerende zaken beïnvloedt niet de keuze die de ondernemer kan maken voor de vermogensetikettering. Dit regime kan voor de aftrek wel gevolgen hebben afhankelijk van de door de ondernemer gemaakte keuze. Hieronder worden de voor de ondernemer openstaande keuzes opgesomd en de gevolgen daarvan voor de aftrek van belasting beschreven.
Een ondernemer schaft in 2011 een onroerende zaak aan, die hij voor 60% gebruikt voor belaste handelingen en voor 40% voor privédoeleinden. In het derde boekjaar neemt het gebruik voor belaste handelingen van de zaak toe van 60% naar 80%; in het zesde boekjaar zakt het gebruik voor belaste handelingen weer terug naar 60%.
a. De ondernemer rekent de onroerende zaak geheel tot zijn bedrijfsvermogen
De ondernemer heeft ondanks de volledig zakelijke etikettering van de onroerende zaak alleen nog recht op aftrek van de aanschaf-btw voor het deel van de onroerende zaak dat hij gebruikt voor belaste handelingen (60%). Voor het privégebruik van de onroerende zaak is de aftrek uitgesloten. Vanwege het toegenomen belaste gebruik van de onroerende zaak (van 60% naar 80% = 20%) in het derde boekjaar heeft de ondernemer aanvullend recht op aftrek in het derde, vierde en vijfde boekjaar. De aan het betrokken boekjaar toe te rekenen aanschaf-btw wordt voor 20% herzien. Het in het zesde boekjaar terugzakken van de omvang van het privégebruik naar de omvang daarvan in het eerste boekjaar leidt niet tot een herziening van de aftrek van voorbelasting, omdat de verhouding tussen belast en privégebruik overeenkomt met de aftrekverhouding in het eerste boekjaar.
b. De ondernemer rekent de onroerende zaak voor 60% tot zijn bedrijfsvermogen
De ondernemer heeft voor 60% recht op aftrek van de aanschaf-btw voor het belast gebruikte deel van de onroerende zaak. Voor het privégebruik van de onroerende zaak is de aftrek uitgesloten. Voor het toegenomen belaste gebruik van de onroerende zaak (van 60% naar 80%) in het derde boekjaar heeft de ondernemer geen aanvullend recht op aftrek van voorbelasting. Het aan de ondernemer toekomende recht op aftrek blijft beperkt tot het deel van de onroerende zaak dat hij zakelijk heeft geëtiketteerd. Het in het zesde boekjaar terugzakken van de omvang van het privégebruik naar de omvang daarvan in het eerste boekjaar betreft het privé geëtiketteerde deel dat buiten de btw is geplaatst en leidt niet tot een herziening van de aftrek van voorbelasting.
c. De ondernemer rekent de onroerende zaak volledig tot zijn privévermogen
De ondernemer heeft geen recht op aftrek van de aanschaf-btw (zie 4.3.1). De verschuivingen in de verhouding tussen belast en privégebruik in het derde en in het zesde boekjaar leiden niet tot herziening van de aanschaf-btw.