Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 92 Eigenvermogensvereisten
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Onverminderd de artikelen 93 en 94 voldoen de instellingen te allen tijde aan de volgende eigenvermogensvereisten:
- a)
een tier 1-kernkapitaalratio van 4,5 %;
- b)
een tier 1-kapitaalratio van 6 %;
- c)
een totale kapitaalratio van 8 %;
- d)
een hefboomratio van 3 %;
1 bis.
In aanvulling op het in lid 1, punt d), van dit artikel neergelegde vereiste houdt een MSI een hefboomratiobuffer aan die gelijk is aan de in artikel 429, lid 4, van deze verordening bedoelde maatstaf van totale blootstelling van de MSI vermenigvuldigd met 50 % van het MSI-bufferpercentage van toepassing op de MSI overeenkomstig artikel 131 van Richtlijn 2013/36/EU.
Een MSI voldoet bij uitsluiting met tier 1-kapitaal aan het vereiste inzake de hefboomratiobuffer. Tier 1-kapitaal dat wordt gebruikt om aan het vereiste inzake de hefboomratiobuffer te voldoen, wordt niet gebruikt om te voldoen aan de op hefboomwerking gebaseerde vereisten die zijn vastgesteld in deze verordening en in Richtlijn 2013/36/EU, tenzij daarin nadrukkelijk anderszins is bepaald.
Voor een MSI die niet aan het vereiste inzake de hefboomratiobuffer voldoet, geldt het vereiste inzake kapitaalinstandhouding overeenkomstig artikel 141 ter van Richtlijn 2013/36/EU.
Voor een MSI die niet tegelijkertijd aan het vereiste inzake de hefboomratio en het gecombineerd buffervereiste, zoals gedefinieerd in artikel 128, punt 6), van Richtlijn 2013/36/EU, voldoet, geldt het hoogste van de vereisten inzake kapitaalinstandhouding overeenkomstig de artikelen 141 en 141 ter van die richtlijn.
2.
De instellingen berekenen hun kapitaalratio's als volgt:
- a)
de tier 1-kernkapitaalratio is het tier 1-kernkapitaal van de instelling uitgedrukt als percentage van het totaal van de risicoposten;
- b)
de tier 1-kapitaalratio is het tier 1-kapitaal van de instelling uitgedrukt als percentage van het totaal van de risicoposten;
- c)
de totale kapitaalratio is het eigen vermogen van de instelling uitgedrukt als percentage van het totaal van de risicoposten.
3.
Instellingen berekenen het totaal van de risicoposten als volgt:
waarbij:
TREA | = het totaal van de risicoposten (total risk exposure amount) van de entiteit; |
U-TREA | = het totaal van de risicoposten zonder ondergrens (un-floored total risk exposure amount) van de entiteit, berekend overeenkomstig lid 4; |
S-TREA | = het standaardtotaal van de risicoposten (standardised total risk exposure amount) van de entiteit, berekend overeenkomstig lid 5; |
x | = 72,5 %. |
TREA = max {U-TREA; x·S-TREA}
In afwijking van de eerste alinea van dit lid kan een lidstaat besluiten dat voor instellingen die onderdeel zijn van een groep met een moederinstelling in dezelfde lidstaat onder het totaal van de risicoposten, het overeenkomstig lid 4 berekende totaal van de risicoposten zonder ondergrens wordt verstaan, op voorwaarde dat die moederinstelling of, in het geval van groepen bestaande uit een centraal orgaan en blijvend aangesloten instellingen, het geheel gevormd door het centrale orgaan en de aangesloten instellingen het totaal van zijn risicoposten op geconsolideerde basis berekent overeenkomstig de eerste alinea van dit lid.
4.
Het totaal van de risicoposten zonder ondergrens wordt berekend als de som van de punten a) tot en met g) van dit lid, na rekening te hebben gehouden met lid 6 van dit artikel:
- a)
de risicogewogen posten voor kredietrisico, met inbegrip van tegenpartijkredietrisico, en verwateringsrisico, berekend overeenkomstig titel II van dit deel en artikel 379, met betrekking tot alle bedrijfsactiviteiten van een instelling, met uitzondering van risicogewogen posten uit de handelsportefeuilleactiviteiten van de instelling;
- b)
de eigenvermogensvereisten voor de handelsportefeuilleactiviteiten van een instelling, voor het volgende:
- i)
marktrisico, berekend overeenkomstig titel IV van dit deel;
- ii)
grote blootstellingen die de in de artikelen 395 tot en met 401 bepaalde limieten overschrijden, voor zover een instelling die limieten mag overschrijden, als bepaald overeenkomstig deel vier;
- c)
de eigenvermogensvereisten voor marktrisico, berekend overeenkomstig titel IV van dit deel voor alle bedrijfsactiviteiten betreffende de niet-handelsportefeuille die onderhevig zijn aan wisselkoers- of grondstoffenrisico;
- d)
de eigenvermogensvereisten voor afwikkelingsrisico, berekend overeenkomstig de artikelen 378 en 380;
- e)
de eigenvermogensvereisten voor het risico van aanpassing van de kredietwaardering, berekend overeenkomstig titel VI van dit deel;
- f)
de eigenvermogensvereisten voor operationeel risico, berekend overeenkomstig titel III van dit deel;
- g)
de risicogewogen posten voor tegenpartijkredietrisico die voortvloeien uit de handelsportefeuilleactiviteiten van de instelling voor de volgende soorten transacties en overeenkomsten, berekend overeenkomstig titel II van dit deel:
- i)
in de lijst in bijlage II vermelde contracten en kredietderivaten;
- ii)
retrocessietransacties, transacties inzake opgenomen of verstrekte effecten- of grondstoffenleningen op basis van effecten of grondstoffen;
- iii)
margeleningstransacties op basis van effecten of grondstoffen;
- iv)
transacties met afwikkeling op lange termijn.
5.
Het standaardtotaal van de risicoposten wordt berekend als de som van lid 4, punten a) tot en met g), na inaanmerkingneming van het bepaalde in lid 6 en van de volgende vereisten:
- a)
de risicogewogen posten voor het in lid 4, punt a), bedoelde kredietrisico, met inbegrip van tegenpartijkredietrisico, en verwateringsrisico en voor het in punt g) van dat lid bedoeld tegenpartijkredietrisico dat voortvloeit uit de handelsportefeuilleactiviteiten van de instelling, worden berekend zonder gebruik te maken van:
- i)
de in artikel 221 uiteengezette internemodellenbenadering voor kaderverrekeningsovereenkomsten;
- ii)
de in titel II, hoofdstuk 3 uiteengezette interneratingbenadering;
- iii)
de in de artikelen 258, 259 en 260 uiteengezette op interne ratings gebaseerde securitisatiebenadering en de in artikel 265 uiteengezette internebeoordelingsbenadering;
- iv)
de in titel II, hoofdstuk 6, afdeling 6 uiteengezette internemodellenmethode;
- b)
de in lid 4, punt b), i), bedoelde eigenvermogensvereisten voor marktrisico voor de handelsportefeuilleactiviteiten worden berekend zonder gebruik te maken van:
- i)
de in titel IV, hoofdstuk 1 ter, uiteengezette alternatieve internemodellenbenadering, of
- ii)
een in punt a) van dit lid genoemde benadering, indien van toepassing;
- c)
de eigenvermogensvereisten voor alle bedrijfsactiviteiten van een instelling betreffende de niet-handelsportefeuille die onderhevig zijn aan het in lid 4, punt c), van dit artikel bedoelde wisselkoers- of grondstoffenrisico, worden berekend zonder gebruik te maken van de alternatieve internemodellenbenadering van titel IV, hoofdstuk 1 ter.
6.
De volgende bepalingen zijn van toepassing op het totaal van de risicoposten zonder ondergrens als bedoeld in lid 4 en van het standaardtotaal van de risicoposten als bedoeld in lid 5:
- a)
de in lid 4, punten d), e) en f), bedoelde eigenvermogensvereisten omvatten ook de vereisten die voortvloeien uit alle bedrijfsactiviteiten van een instelling;
- b)
de instellingen vermenigvuldigen de in lid 4, punten b) tot en met f), vermelde eigenvermogensvereisten met 12,5.