Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 94 Afwijking voor geringe handelsportefeuilleactiviteiten
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025. De wijziging van lid 10 wordt toegepast vanaf 09-07-2024.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In afwijking van artikel 92, lid 4, punt b), en artikel 92, lid 5, punt b), mogen instellingen het eigenvermogensvereiste van hun handelsportefeuilleactiviteiten berekenen overeenkomstig lid 2 van dit artikel, op voorwaarde dat de omvang van de handelsportefeuilleactiviteiten binnen en buiten de balanstelling van de instelling volgens een maandelijks uitgevoerde toetsing aan de hand van de gegevens op de laatste dag van de maand gelijk is aan of kleiner is dan beide volgende drempelwaarden:
- a)
5 % van de totale activa van de instelling;
- b)
50 miljoen EUR.
2.
Wanneer aan beide in lid 1, punten a) en b), beschreven voorwaarden is voldaan, mogen instellingen het eigenvermogensvereiste van hun handelsportefeuilleactiviteiten als volgt berekenen:
- a)
- b)
voor andere dan de in dit lid, punt a), bedoelde posities in de handelsportefeuille mogen instellingen het in artikel 92, lid 4, punt b), en artikel 92, lid 5, punt b), bedoelde eigenvermogensvereiste vervangen door het overeenkomstig artikel 92, lid 4, punt a), en artikel 92, lid 5, punt a), berekende vereiste.
3.
Voor de toepassing van lid 1 berekenen instellingen de omvang van hun handelsportefeuilleactiviteiten binnen en buiten de balanstelling aan de hand van de gegevens op de laatste dag van elke maand met inachtneming van de volgende vereisten:
- a)
alle aan de handelsportefeuille overeenkomstig artikel 104 toegewezen posities worden meegenomen in de berekening, met uitzondering van het volgende:
- i)
deviezen- en grondstoffenposities;
- ii)
posities in kredietderivaten die als interne afdekking tegen blootstellingen aan kredietrisico's of tegenpartijrisico's in de niet-handelsportefeuille zijn opgenomen en de kredietderivatentransacties die het marktrisico van die interne afdekkingen als bedoeld in artikel 106, lid 3, perfect ondervangen;
- b)
alle posities die in de berekening overeenkomstig punt a) worden meegenomen, worden tegen hun marktwaarde op die datum gewaardeerd; indien de marktwaarde van een positie op een bepaalde datum niet beschikbaar is, nemen instellingen voor de positie een reële waarde op die datum; indien de marktwaarde en de reële waarde van een positie op een bepaalde datum niet beschikbaar zijn, nemen instellingen voor die positie de meest recente waarde, hetzij de marktwaarde, hetzij de reële waarde;
- c)
de absolute waarde van de geaggregeerde lange positie wordt samengeteld met de absolute waarde van de geaggregeerde korte positie.
Voor de toepassing van de eerste alinea betekent een lange positie dat de marktwaarde van de positie toeneemt wanneer de waarde van haar belangrijkste risicofactor toeneemt, en een korte positie dat de marktwaarde van de positie afneemt wanneer de waarde van haar belangrijkste risicofactor toeneemt.
Voor de toepassing van de eerste alinea is de waarde van de geaggregeerde lange of korte positie gelijk aan de som van de waarden van de individuele lange of korte posities die overeenkomstig punt a) in de berekening zijn opgenomen.
4.
Indien aan beide voorwaarden van, lid 1, punten a) en b), van dit artikel is voldaan, zijn artikel 102, leden 3 en 4, artikel 103 en artikel 104 ter van deze verordening niet van toepassing, ongeacht de in de artikelen 74 en 83 van Richtlijn 2013/36/EU beschreven verplichtingen.
5.
Instellingen delen de bevoegde autoriteiten mee dat ze de eigenvermogensvereisten voor hun handelsportefeuilleactiviteiten overeenkomstig lid 2 berekenen, of niet langer berekenen.
6.
Een instelling die niet langer aan een of meerdere voorwaarden van lid 1 voldoet, stelt de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis.
7.
Een instelling berekent niet langer de eigenvermogensvereisten van haar handelsportefeuilleactiviteiten overeenkomstig lid 2 binnen een termijn van drie maanden nadat zich een van de volgende situaties heeft voorgedaan:
- a)
de instelling voldoet gedurende drie opeenvolgende maanden niet aan de in lid 1, punt a) of punt b), beschreven voorwaarden;
- b)
de instelling voldoet gedurende meer dan zes van de laatste twaalf maanden niet aan de in lid 1, punt a) of punt b) beschreven voorwaarden.
8.
Ingeval een instelling de eigenvermogensvereisten van haar handelsportefeuilleactiviteiten niet langer overeenkomstig dit artikel berekent, is het haar pas toegestaan de eigenvermogensvereisten van haar handelsportefeuilleactiviteiten overeenkomstig dit artikel te berekenen wanneer zij aan de bevoegde autoriteit aantoont dat gedurende een ononderbroken periode van één volledig jaar aan alle voorwaarden van lid 1 is voldaan.
9.
Instellingen mogen geen handelsportefeuillepositie innemen, kopen of verkopen met als enig doel om tijdens de maandelijkse toetsing aan één van de voorwaarden van lid 1 te voldoen.
10.
De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de methode voor het vaststellen van de belangrijkste risicofactor van een positie en voor het bepalen of een transactie een lange of een korte positie vormt in de zin van lid 3 van dit artikel, en artikel 273 bis, lid 3, en artikel 325 bis, lid 2.
Bij het ontwikkelen van die ontwerpen van technische reguleringsnormen houdt de EBA rekening met de methode die is ontwikkeld voor de technische reguleringsnormen waartoe opdracht is gegeven in overeenstemming met artikel 279 bis, lid 3, punt b).
De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 10 juli 2025 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.