Hof 's-Hertogenbosch, 11-03-2014, nr. HD 200.131.987/01
ECLI:NL:GHSHE:2014:684
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
11-03-2014
- Zaaknummer
HD 200.131.987/01
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2014:684, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 11‑03‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1192, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 672 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JAR 2015/131 met annotatie van mr. drs. A.M. Helstone
AR-Updates.nl 2014-0257
VAAN-AR-Updates.nl 2014-0257
Uitspraak 11‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Vordering werkgever tot betaling gefixeerde schadevergoeding op grond van onregelmatige opzegging door werknemer. Beroep werknemer op vernietigbaarheid verlengde opzegtermijn; artikel 7:672 lid 6 BW.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.131.987/01
arrest van 11 maart 2014
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. F. Panis,
tegen
Flextronics Logistics B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 augustus 2013 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg gewezen vonnis van 26 juni 2013 tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – Flextronics – als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 364172 \ CV EXPL 13-365)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep tevens houdende grieven, met producties;
- de memorie van antwoord met producties,
- de akte overlegging nadere producties van [appellant] van 19 november 2013,
- de antwoordakte van Flextronics van 17 december 2013 met een productie.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4.1.1.
Flextronics houdt zich bezig met logistieke dienstverlening.
[appellant], geboren op [geboortedatum] 1982, is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd per 1 januari 2012 bij Flextronics in dienst getreden in de functie van Financial Accountant. [appellant] verdiende een bruto salaris van € 3.708,82 per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
4.1.2.
[appellant] heeft bij brief van 28 december 2012 de arbeidsovereenkomst met Flextronics opgezegd tegen 1 februari 2013.
4.1.3.
In de arbeidsovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen: “Deze arbeidsovereenkomst kan door de werknemer tussentijds worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van twee (2) maanden”, hierna ook: het opzegbeding.
4.2.1.
Flextronics heeft [appellant] in rechte betrokken en gevorderd (I) een verklaring voor recht dat [appellant] de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd, (II) veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 4.005,-- aan gefixeerde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en (III) veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Flextronics heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat [appellant] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd met inachtneming van 1 maand terwijl hij de contractuele opzegtermijn van 2 maanden in acht had moeten nemen. Gelet op het bepaalde in artikel 7:677 leden 2 en 4 jo. artikel 7:680 lid 1 BW is [appellant] derhalve schadeplichtig en aan gefixeerde schadevergoeding verschuldigd een bedrag gelijk aan het in geld vastgestelde loon voor de tijd dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Flextronics heeft dit bedrag vastgesteld op € 4.005,--, namelijk het maandsalaris ad € 3.708,72 vermeerderd met 8% vakantiegeld.
4.2.2.
[appellant] heeft zich verweerd met een beroep op de vernietigbaarheid van het opzegbeding. Hij heeft daartoe verwezen naar het bepaalde in artikel 7:672 lid 6 BW.
4.2.3.
De kantonrechter heeft het verweer van [appellant] verworpen en de vorderingen van Flextronics, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, toegewezen.
4.3.
[appellant] bestrijdt het vonnis met drie grieven. Grief 1 is gericht tegen het oordeel dat [appellant] de arbeidsovereenkomst met Flextronics onregelmatig heeft opgezegd. Betoogd wordt dat de kantonrechter het beroep van [appellant] op vernietiging van de contractuele opzegtermijn ten onrechte heeft verworpen.
4.4.
Het onderhavige geval wordt hierdoor gekenmerkt dat in de arbeidsovereenkomst, in afwijking van de termijn bedoeld in artikel 7:672 lid 3 BW, de termijn van opzegging voor [appellant] als werknemer is bepaald op twee maanden, zonder dat tevens een verlenging van de voor Flextronics als werkgever geldende opzegtermijn is overeengekomen. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of dit laatste, gelet op het bepaalde in artikel 7:672 lid 6 BW, meebrengt dat [appellant] een beroep toekomt op de vernietigbaarheid van de voor hem krachtens de arbeidsovereenkomst geldende opzegtermijn van twee maanden.
4.5.1.
Het hof stelt voorop dat de wetgever met het bepaalde in artikel 7:672 lid 6 BW een de werknemer beschermende bepaling in het leven heeft geroepen in die zin dat ingeval in een arbeidsovereenkomst voor wat betreft de opzegtermijn ten nadele van de werknemer wordt afgeweken van de wettelijk bepaalde opzegtermijn en deze opzegtermijn wordt verlengd, de geldigheid van die afwijking slechts kan worden aangenomen indien de voor de werkgever geldende opzegtermijn (tenminste) het dubbele bedraagt. De strekking van de regeling is aldus de werknemer te beschermen tegen al te lange door hem in acht te nemen opzegtermijnen, zoals ook blijkt uit de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1996/97, 25 263, nr. 3, p. 30-31).
4.5.2.
Voor het geval in de arbeidsovereenkomst een langere opzegtermijn dan de wettelijk bepaalde termijn is opgenomen, waarbij die opzegtermijn voor beide partijen gelijk is, is reeds geoordeeld dat de werknemer een beroep toekomt op de vernietigbaarheid van de voor hem geldende termijn van opzegging, zodat de werknemer in dat geval slechts de wettelijke opzegtermijn van één maand in acht behoeft te nemen (vgl. de uitspraken van dit hof van 5 juni 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW7795 en 3 april 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW1040). Gelet op de aan de bepaling van artikel 7:672 lid 6 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte, komt een zodanig beroep naar het oordeel van het hof eveneens aan de werknemer toe in het geval dat de termijn van opzegging in de arbeidsovereenkomst is verlengd zonder dat is bepaald welke termijn van opzegging er voor de werkgever geldt. Een dergelijke eenzijdige verlenging doet immers afbreuk aan het door de wetgever beoogde evenwicht voor wat betreft de bij de opzegging betrokken belangen van werkgever en werknemer (vgl. Kamerstukken II, 1996/97, 25 263, nr. 3, p. 12, in verbinding met Kamerstukken 1989/90, 21 479, nr. 3, p. 9-10).
4.5.3.
Dat, zoals Flextronics met verwijzing naar rechtspraak (gerechtshof ’s-Gravenhage 14 april 2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:AX6299) betoogt, de arbeidsovereenkomst kan worden aangevuld door de opzegtermijn in geval van opzegging door de werkgever overeenkomstig artikel 7:672 lid 6 BW te stellen op het dubbele van de voor de werknemer geldende contractuele opzegtermijn, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de wettekst van artikel 7:672 lid 6 BW – waarin ten aanzien van de werkgever van een minimumtermijn wordt uitgegaan (“niet korter dan het dubbele van die voor de werknemer”) – volgt naar het oordeel van het hof dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat partijen bij een verlenging van de opzegtermijn voor de werknemer tevens afspraken dienen te maken over de voor de werkgever geldende opzegtermijn. In de bepaling van artikel 7:672 lid 5 alsmede in de bepaling van artikel 7:672 lid 6 (oud) BW, van welke bepaling niet kan worden aangenomen dat de wetgever daarvan met de Wet Flexibiliteit en Zekerheid materieel heeft willen afwijken, kunnen aanknopingspunten worden gevonden dat deze afspraken eveneens schriftelijk dienen te worden vastgelegd. Voor de werknemer dient immers duidelijkheid te bestaan over zijn rechtspositie bij opzegging. Het hof onderschrijft in zoverre dan ook de overweging van de Centrale Raad van Beroep dat uit een oogpunt van rechtszekerheid artikel 7:672 lid 6 BW zo moet worden verstaan dat in geval van afwijking van de door de werknemer in acht te nemen opzegtermijn de door de werkgever in acht te nemen opzegtermijn eveneens schriftelijk moet worden vastgelegd (CRvB18 juli 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX2526). Bij gebreke van een dergelijke schriftelijke vastlegging komt de werknemer naar het oordeel van het hof een beroep toe op de vernietigbaarheid van de (eenzijdige) verlenging van zijn opzegtermijn.
4.6.
De grief slaagt dus. Dit brengt mee dat [appellant] gehouden was slechts de wettelijke opzegtermijn van één maand in acht te nemen. Nu hij dit heeft gedaan, is van onregelmatig ontslag geen sprake. Flextronics heeft geen andere gronden aangevoerd die als gevolg van het slagen van de grief in hoger beroep alsnog of opnieuw dienen te worden beoordeeld.
4.7.
Hetgeen [appellant] verder nog heeft gesteld met betrekking tot de wijze van totstandkoming van de arbeidsovereenkomst met daarin het opzegbeding, kan verder buiten behandeling blijven.
4.8.
Het slagen van grief 1 brengt mee dat ook grieven 2 en 3, gericht tegen de toewijzing van de door Flextronics gevorderde gefixeerde schadevergoeding respectievelijk tegen de uitgesproken proceskostenveroordeling, slagen. Het hof zal het vonnis vernietigen en de vorderingen van Flextronics alsnog afwijzen. Door Flextronics is niet weersproken de stelling van [appellant] dat hij de gefixeerde schadevergoeding ad € 4.005,-- vermeerderd met wettelijke rente ad € 61,23 reeds aan Flextronics heeft betaald. Zijn vordering tot terugbetaling van deze bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de opeising (het hof begrijpt: vanaf de dag van de terugvordering, te weten de datum van de appeldagvaarding), zal worden toegewezen. De door [appellant] in hoger beroep gevorderde verklaring voor recht dat hij niet onregelmatig heeft opgezegd, is bij gebreke van een eis in reconventie, die overigens niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld, niet toewijsbaar. Het hof zal Flextronics als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de beide instanties en de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf veertien dagen na heden.
5. De uitspraak
Het hof:
vernietigt het vonnis van 26 juni 2013 waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van Flextronics af;
veroordeelt Flextronics tot terugbetaling aan [appellant] van de reeds door [appellant] aan Flextronics betaalde gefixeerde schadevergoeding van € 4.005,-- en de betaalde wettelijke rente van € 61,23, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de dag van de opeising tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt Flextronics in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellant] worden begroot op nihil aan verschotten en op € 400,-- aan salaris gemachtigde in eerste aanleg, en op € 299,-- aan verschotten en op € 948,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijk rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van de voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en C.E.C.J. Ponsioen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 maart 2014.