Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2023/2225 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2008/48/EG
Artikel 2 Toepassingsgebied
Geldend
Geldend vanaf 19-11-2023
- Bronpublicatie:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2225 (uitgifte: 30-10-2023, regelingnummer: 2023/2225)
- Inwerkingtreding
19-11-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-10-2023, PbEU L 2023, 2023/2225 (uitgifte: 30-10-2023, regelingnummer: 2023/2225)
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Informatierecht / ICT
1.
Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten.
2.
Deze richtlijn is niet van toepassing op:
- a)
kredietovereenkomsten die gewaarborgd worden door een hypotheek of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid op onroerende goederen, of door een recht op onroerende goederen;
- b)
kredietovereenkomsten voor het verkrijgen of het behouden van eigendomsrechten betreffende grond of een bestaand of gepland gebouw, waaronder voor handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten gebruikte terreinen en gebouwen;
- c)
kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van meer dan 100 000 EUR;
- d)
kredietovereenkomsten waarbij het krediet als nevenactiviteit door werkgevers hetzij rentevrij hetzij tegen een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan gebruikelijk op de markt, aan hun werknemers wordt toegekend, en die niet aan het grote publiek worden aangeboden;
- e)
kredietovereenkomsten die worden gesloten met beleggingsondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (1) of met kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1 van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarbij een belegger transacties kan verrichten met betrekking tot één of meer van de in deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU vermelde financiële instrumenten en waarbij de beleggingsonderneming of de kredietinstelling die het krediet verleent, bij deze transactie betrokken is;
- f)
kredietovereenkomsten die het resultaat zijn van een schikking voor de rechter of een andere daartoe van overheidswege bevoegde instantie;
- g)
huur- of leasingovereenkomsten die geen verplichting of optie tot aankoop van het huur- of leasingobject noch in de overeenkomst zelf, noch in een afzonderlijke overeenkomst inhouden;
- h)
uitstel van betaling waarbij:
- i)
een leverancier van goederen of een dienstverlener de consument de tijd geeft om de door die leverancier geleverde goederen of door die dienstverlener verleende diensten te betalen zonder dat een derde een krediet aanbiedt;
- ii)
de aankoopprijs zonder rente en zonder andere kosten wordt betaald, en met slechts beperkte kosten die de consument wegens betalingsachterstand verschuldigd is overeenkomstig het nationale recht, en
- iii)
de betaling in haar geheel moet worden verricht binnen 50 dagen na de levering van het goed of de dienst.
In het geval van uitstel van betaling die wordt aangeboden door leveranciers van goederen of dienstverleners die geen micro-, kleine of middelgrote ondernemingen zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG, wanneer deze leveranciers of dienstverleners diensten van de informatiemaatschappij aanbieden in de zin van artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (2), bestaande uit het sluiten van overeenkomsten op afstand met consumenten voor de verkoop van goederen of de verlening van diensten in de zin van artikel 2, punt 7, van Richtlijn 2011/83/EU, is deze uitsluiting van het toepassingsgebied van deze richtlijn alleen van toepassing wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- i)
een derde biedt geen krediet aan noch koopt hij krediet over;
- ii)
de betaling in haar geheel moet worden uitgevoerd binnen 14 dagen na de levering van de goederen of het verlenen van de diensten, en
- iii)
de aankoopprijs wordt zonder rente en zonder andere kosten betaald, en met slechts beperkte kosten die de consument wegens betalingsachterstand verschuldigd is overeenkomstig het nationale recht;
- i)
kredietovereenkomsten die voorzien in kosteloos uitstel van betaling van een bestaande schuld;
- j)
kredietovereenkomsten waarbij van de consument wordt verlangd dat hij bij de kredietgever een goed als zekerheid in bewaring geeft, en waarbij de aansprakelijkheid van de consument zich strikt beperkt tot dit in bewaring gegeven goed;
- k)
kredietovereenkomsten betreffende leningen die krachtens een wettelijke bepaling met een doelstelling van algemeen belang aan een beperkt publiek worden toegekend tegen een lagere dan op de markt gebruikelijke debetrentevoet, dan wel rentevrij, of onder andere voorwaarden die voor de consument gunstiger zijn dan de op de markt gebruikelijke voorwaarden;
- l)
kredietovereenkomsten die bestaan op 20 november 2026. De artikelen 23 en 24, artikel 25, lid 1, tweede zin, artikel 25, lid 2, en de artikelen 28 en 39 zijn echter van toepassing op alle kredietovereenkomsten met onbepaalde looptijd die bestaan op 20 november 2026.
3.
Niettegenstaande lid 2, punt c), is deze richtlijn van toepassing op kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van meer dan 100 000 EUR, die niet gewaarborgd zijn door een hypotheek of door een in een lidstaat gebruikelijke andere vergelijkbare zekerheid op een onroerend goed of een recht op een onroerend goed, en waarbij het doel van deze kredietovereenkomsten de renovatie van voor bewoning bestemde onroerende goederen is.
4.
Op kredietovereenkomsten in de vorm van overschrijding zijn uitsluitend de volgende artikelen van toepassing:
- a)
de artikelen 1, 2, 3, 17, 19, 25, 31, 35, 36 en 39 tot en met 50, en
- b)
artikel 18, tenzij anders is bepaald door de lidstaten.
5.
De lidstaten kunnen kredietovereenkomsten in de vorm van kaarten met uitgestelde debitering vrijstellen van de toepassing van deze richtlijn:
- a)
als die door een krediet- of betalingsinstelling worden verstrekt;
- b)
als in de voorwaarden is bepaald dat het krediet binnen 40 dagen moet worden afgelost, en
- c)
als die rentevrij zijn en met slechts beperkte kosten voor het leveren van de betalingsdienst.
6.
De lidstaten kunnen bepalen dat uitsluitend de artikelen 1, 2, 3, 7, 8, 11, 19 en 20, artikel 21, lid 1, eerste alinea, punten a) tot en met h), en punt l), artikel 21, lid 3, en de artikelen 23, 25 en 28 tot en met 50van toepassing zijn op kredietovereenkomsten, gesloten door een organisatie waarvan het lidmaatschap alleen openstaat voor personen die wonen of werken in een bepaalde locatie of regio, of voor de werknemers en gepensioneerde werknemers van een bepaalde werkgever, dan wel voor personen die voldoen aan andere kwalificaties die in de nationale wetgeving als basis voor het bestaan van een band tussen de leden zijn vastgelegd, en die aan alle volgende voorwaarden voldoet:
- a)
zij is opgericht tot wederzijds nut van de leden;
- b)
zij maakt geen winst voor anderen dan haar leden;
- c)
zij vervult een sociale rol zoals opgelegd door de nationale wetgeving;
- d)
zij ontvangt en beheert uitsluitend de spaargelden van haar leden en biedt uitsluitend aan hen financieringsmogelijkheden;
- e)
zij verstrekt de kredieten op basis van een jaarlijks kostenpercentage dat lager is dan het op de markt gebruikelijke of waarvan het maximum is vastgelegd in de nationale wetgeving.
De lidstaten kunnen de door een in de eerste alinea genoemde organisatie gesloten kredietovereenkomsten buiten de toepassing van deze richtlijn laten indien de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die deze organisatie is aangegaan, onbeduidend is in verhouding tot de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten in de lidstaat waar de organisatie haar standplaats heeft en de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die al door zulke organisaties in de lidstaat zijn aangegaan, minder bedraagt dan 1 % van de totale waarde van alle bestaande kredietovereenkomsten die in die lidstaat zijn aangegaan.
De lidstaten bekijken jaarlijks of de voorwaarden voor de toepassing van de in de tweede alinea genoemde uitzondering nog gelden en ondernemen stappen om de uitzondering in te trekken indien zij vinden dat niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.
7.
De lidstaten kunnen bepalen dat uitsluitend de artikelen 1, 2, 3, 7, 8, 11, 19 en 20, artikel 21, lid 1, eerste alinea, punten a) tot en met h), punt l) en punt r), artikel 21, lid 3, en de artikelen 23, 25, 28 tot en met 38en 40 tot en met 50 van toepassing zijn op kredietovereenkomsten tussen de kredietgever en de consument die voorzien in regelingen voor uitstel van betaling of terugbetalingsmethoden, indien de consument de oorspronkelijke kredietovereenkomst reeds niet nakomt of waarschijnlijk niet zal nakomen en als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
met de regeling zou een rechtsvordering omtrent de niet-nakoming door de consument kunnen worden vermeden;
- b)
de voorwaarden voor de consument worden door het treffen van de regeling niet ongunstiger dan de voorwaarden van de oorspronkelijke kredietovereenkomst.
8.
De lidstaten kunnen bepalen dat artikel 8, lid 3, punten d), e) en f), artikel 10, lid 5, artikel 11, lid 4, en artikel 21, lid 3, niet van toepassing zijn op een of meer van de volgende kredietovereenkomsten:
- a)
kredietovereenkomsten voor een totaal kredietbedrag van minder dan 200 EUR;
- b)
kredietovereenkomsten waarbij krediet zonder rente of andere kosten wordt verleend;
- c)
kredietovereenkomsten volgens welke krediet binnen drie maanden moet worden afgelost en er slechts onbeduidende kosten verschuldigd zijn.
Voetnoten
Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).