Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 8.104 (specifieke gronden intrekking omgevingsvergunning voor jachtgeweeractiviteiten en valkeniersactiviteiten)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
25-03-2024, Stb. 2024, 60 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2024, Stb. 2024, 61 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet seksuele misdrijven (20-03-2024, Stb. 59).
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit trekt die omgevingsvergunning in ieder geval in, als:
- a.
de bij aan aanvraag om die omgevingsvergunning verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat, als de juiste gegevens waren verstrekt, de vergunning zou zijn geweigerd;
- b.
blijkt dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 11.78 van het Besluit activiteiten leefomgeving, niet langer met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens dat artikel en artikel 11.78, tweede tot en met zevende lid, van dat besluit is gedekt;
- c.
de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie of van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of als er andere aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd;
- d.
na de verlening van de omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit de houder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf als omschreven in de artikelen 92, 95, 95a, 108 tot en met 110, 115 tot en met 117, 121, 121a, 123 tot en met 124a, 131, 140 tot en met 141a, 142, 157, 164, 166, 168, 170, 179, 180, artikel 241, 243, 245 tot en met 250, 273f, 274, 279, 281 tot en met 282b, 284 tot en met 285b, 287 tot en met 292, 300 tot en met 303, 307, 312, 317, 350, 352 of 381 tot en met 387 van het Wetboek van Strafrecht, een misdrijf op grond van de Wet wapens en munitie of een misdrijf op grond van de Opiumwet; of
- e.
de houder in het bezit is van een magazijn voor een vuurwapen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van Richtlijn (EU) 2017/853 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PbEU 2017, L 137/22), zonder hiervoor een verlof of ontheffing op grond van de Wet wapens en munitie te hebben.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning voor een valkeniersactiviteit.
3.
Het bevoegd gezag voor een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit of een valkeniersactiviteit kan die omgevingsvergunning intrekken, als:
- a.
er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheid om de jacht uit te oefenen misbruik maakt;
- b.
de houder nalatig is te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht; of
- c.
er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheden in het kader van beheren van populaties van in het wild levende dieren en het bestrijden van schadeveroorzakende dieren misbruik maakt.