Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
4.2.4 Gerechtigden tot nabestaandenlijfrenten; niet-natuurlijk persoon
Geldend
Geldend vanaf 23-12-2021
- Bronpublicatie:
13-12-2021, Stcrt. 2021, 48029 (uitgifte: 22-12-2021, regelingnummer: 2021-22413)
- Inwerkingtreding
23-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2021, Stcrt. 2021, 48029 (uitgifte: 22-12-2021, regelingnummer: 2021-22413)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Gerechtigden tot een nabestaandenlijfrenteverzekering kunnen alleen natuurlijke personen zijn. Het kan voorkomen dat ‘de erfgenamen’ als begunstigden in de polis van de nabestaandenlijfrente zijn vermeld en dat uit het testament blijkt dat een niet-natuurlijk persoon erfgenaam is. Het gaat bijvoorbeeld om een algemeen nut beogende instelling.
Op het ondeelbare tijdstip van overlijden voldoet deze nabestaandenlijfrenteverzekering niet langer aan de voorwaarden van artikel 3.125, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Bij de overledene worden daarom negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen voor het aandeel van de niet-natuurlijke persoon in de nabestaandenlijfrenteverzekering (artikel 3.133, tweede lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Bovendien is de overledene in zoverre revisierente verschuldigd.
Dit is van overeenkomstige toepassing op een nabestaandenlijfrenterekening en een nabestaandenlijfrentebeleggingsrecht waarvan de uitkeringen op het tijdstip van overlijden nog niet zijn ingegaan (opbouwfase). Gerechtigden tot een nabestaandenlijfrenterekening of nabestaandenlijfrentebeleggingsrecht in de opbouwfase kunnen net als bij een nabestaandenverzekering alleen natuurlijke personen zijn. Het verschil met de nabestaandenverzekering is dat als de uitkeringen uit een nabestaandenlijfrenterekening en een nabestaandenlijfrentebeleggingsrecht op het tijdstip van overlijden echter al waren ingegaan (uitkeringsfase), de gerechtigden tot dergelijke nabestaandenlijfrenten ook niet-natuurlijke personen kunnen zijn.
Het is mogelijk dat de niet-natuurlijk persoon bij een uitkerende nabestaandenlijfrenteverzekering of bij een nabestaandenlijfrenterekening en nabestaandenlijfrentebeleggingsrecht in de opbouwfase ten gunste van de andere erfgenamen afstand doet van zijn begunstiging respectievelijk gerechtigdheid. Het afstand doen gebeurt dan na het tijdstip van overlijden. Formeel voldoet de nabestaandenlijfrente op dat tijdstip niet meer aan de voorwaarden. Daarom keur ik op grond van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat als een niet-natuurlijk persoon afstand doet van de begunstiging of gerechtigheid ten gunste van de andere erfgenamen, er geen negatieve uitgaven bij de overledene in aanmerking worden genomen.