Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
4.2.2 Geruisloze omzetting ingegane nabestaandenlijfrente in andere (uitgestelde) lijfrente niet mogelijk
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Als een lijfrente zodanig wordt gewijzigd of omgezet, dat de lijfrente ‘beoordeeld vanuit de verzekeringnemer’ niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.125 Wet IB 2001, worden negatieve uitgaven in aanmerking genomen (artikel 3.133, tweede lid, onderdeel b, Wet IB 2001). Dit brengt mee dat een nabestaandenlijfrente niet fiscaal geruisloos kan worden omgezet in bijvoorbeeld een lijfrente die voor de nabestaanden is aan te merken als een (uitgestelde) oudedagslijfrente. Dit is van overeenkomstige toepassing op een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht.
Hierop bestaat als uitzondering de situatie waarin de ingegane nabestaandenlijfrente ontstaat als gevolg van het overlijden van de partner van de verzekeringnemer en de verzekeringnemer ook de begunstigde van de lijfrente is. De nabestaandenlijfrente kan dan fiscaal geruisloos worden omgezet in een al dan niet uitgestelde (tijdelijke) oudedagslijfrente ten behoeve van de verzekeringnemer.