Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
4.8 Omzetting lijfrenteverzekering in lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht en omgekeerd
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Een lijfrente kan fiscaal geruisloos worden omgezet in een andere lijfrente, al dan niet bij een andere aanbieder. De wetgever heeft de lijfrenterekening en het lijfrentebeleggingsrecht zo veel mogelijk gelijk willen behandelen als de lijfrenteverzekering. Dit betekent ook dat een (ingegane) lijfrenteverzekering fiscaal geruisloos kan worden omgezet in een (ingegane) lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht en omgekeerd. De tweede aanspraak wordt in al deze gevallen beschouwd als de voortzetting van de eerdere aanspraak (artikel 3.134, eerste lid, Wet IB 2001).
Waar in de sfeer van de lijfrenteverzekering de wetgever een levenslange lijfrente eist, moet dit in de sfeer van de lijfrenterekening of het lijfrentebeleggingsrecht een aanspraak zijn met uitkeringen gedurende ten minste 20 jaar. Het voorgaande houdt ook in dat als een ingegane levenslange oudedagslijfrenteverzekering wordt omgezet in bijvoorbeeld een 20-jarige lijfrenterekening, de al volgemaakte hele uitkeringsjaren na het bereiken van de AOW- gerechtigde leeftijd meetellen voor het minimum aantal van 20 jaren van de lijfrenterekening. Wel geldt daarbij dat de ingaande lijfrenterekening altijd nog gedurende ten minste 5 jaren moet lopen. Wordt een ingegane tijdelijke lijfrenteverzekering omgezet in bijvoorbeeld een ingaande tijdelijke lijfrenterekening, dan moet de resterende looptijd ten minste 5 jaren zijn of de op het omzettingstijdstip resterende looptijd van de omgezette lijfrente als die korter is.
Als sprake is van omzetting naar een ander type lijfrente worden eerdere uitkeringsjaren echter niet meegeteld, omdat de uitkeringsgrootheden van beide typen lijfrenten dan volstrekt ongelijksoortig zijn. Zo tellen de uitkeringsjaren na de AOW-gerechtigde leeftijd van een levenslange oudedagslijfrenteverzekering niet mee na de omzetting in een tijdelijke lijfrenterekening of een tijdelijk lijfrentebeleggingsrecht die een minimum looptijd kent van 5 jaren. Na de omzetting dient de tijdelijke lijfrente dus ten minste 5 jaren te lopen. Niet vereist is overigens dat de omzetting plaatsvindt vóór het bereiken van de leeftijd die 5 jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd van de belastingplichtige. De oudedagslijfrente was immers al ingegaan vóór het bereiken van die leeftijd.