Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie
Artikel 38 Samenwerking tussen nationale autoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2005
- Bronpublicatie:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om, overeenkomstig zijn nationale recht, de samenwerking te bevorderen tussen enerzijds zijn overheidsinstellingen, alsmede zijn overheidsfunctionarissen, en anderzijds zijn autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de opsporing en de vervolging van misdrijven. Dergelijke samenwerking kan bestaan uit:
- a.
het uit eigen beweging informeren van laatstgenoemde autoriteiten, wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat een van de overeenkomstig de artikelen 15, 21 en 23 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten is gepleegd; of
- b.
het op verzoek leveren aan de laatstgenoemde autoriteiten van alle benodigde informatie.