Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie
Artikel 30 Vervolging, berechting en sancties
Geldend
Geldend vanaf 14-12-2005
- Bronpublicatie:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-12-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2003, Trb. 2005, 244 (uitgifte: 18-10-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Elke Staat die partij is, stelt op het plegen van een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit sancties die rekening houden met de ernst van dat feit.
2.
Elke Staat die partij is, neemt de maatregelen die nodig kunnen zijn om, in overeenstemming met zijn rechtsstelsel en grondwettelijke beginselen, een juiste balans te creëren of te handhaven tussen immuniteiten en voorrechten die aan zijn overheidsfunctionarissen zijn toegekend voor de vervulling van hun functies en de mogelijkheid, waar nodig, op doelmatige wijze de in dit Verdrag strafbaar gestelde feiten te onderzoeken, vervolgen en berechten.
3.
Elke Staat die partij is, tracht te verzekeren dat discretionaire rechterlijke bevoegdheden uit hoofde van zijn nationale recht met betrekking tot de vervolging van personen voor overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten zodanig worden uitgeoefend dat de doeltreffendheid van rechtshandhavingsmaatregelen ten aanzien van die strafbare feiten wordt geoptimaliseerd, waarbij zorgvuldig rekening wordt gehouden met de noodzaak het plegen van dergelijke strafbare feiten te ontmoedigen.
4.
Ten aanzien van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, neemt elke Staat die partij is passende maatregelen overeenkomstig zijn nationale recht en met zorgvuldige inachtneming van de rechten van de verdediging, ter nastreving van het verzekeren dat bij de voorwaarden opgelegd in verband met beslissingen inzake vrijlating in afwachting van het proces of hoger beroep rekening wordt gehouden met de noodzaak tot verzekering van de aanwezigheid van de verdachte tijdens de daarop volgende strafrechtelijke procedures.
5.
Elke Staat die partij is, houdt rekening met de ernst van de desbetreffende strafbare feiten wanneer hij de mogelijkheid overweegt van vervroegde invrijheidstelling of voorwaardelijke invrijheidstelling van personen die wegens dergelijke strafbare feiten zijn veroordeeld.
6.
Elke Staat die partij is, overweegt de instelling van procedures, voorzover deze in overeenstemming zijn met de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, waarmee een overheidsfunctionaris die een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit ten laste is gelegd, waar passend, uit zijn of haar ambt kan worden ontzet, kan worden geschorst of overgeplaatst door de van toepassing zijnde autoriteit, daarbij rekening houdend met het beginsel van onschuldpresumptie.
7.
In de gevallen waarin de ernst van het strafbare feit zulks rechtvaardigt, en in de mate waarin dit in overeenstemming is met de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, overweegt elke Staat die partij is procedures in te stellen waarmee personen die veroordeeld zijn wegens overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten ingevolge een rechterlijk bevel of elk ander toepasselijk middel, gedurende een tijdvak als bepaald door zijn nationale recht,
- a.
worden ontzet uit een ambt; en
- b.
worden ontzet uit een functie in een onderneming die volledig of gedeeltelijk eigendom is van de Staat.
8.
Het eerste lid van dit artikel laat de uitoefening door de bevoegde autoriteiten van disciplinaire bevoegdheden tegen ambtenaren onverlet.
9.
Geen enkele bepaling in dit Verdrag tast het beginsel aan dat de omschrijving van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten en van de toepasselijke wettelijke verweermiddelen of andere rechtsbeginselen die de rechtmatigheid van handelingen beheersen, voorbehouden is aan het nationale recht van een Staat die partij is, en dat dergelijke strafbare feiten worden vervolgd en bestraft overeenkomstig dat recht.
10.
De Staten die partij zijn, spannen zich in de terugkeer in de samenleving van personen die veroordeeld zijn wegens overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten te bevorderen.