Einde inhoudsopgave
Binnenvaartregeling
Artikel 4.5
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2009
- Redactionele toelichting
Deze regeling treedt tegelijk in werking met de Binnenvaartwet (13-09-2007, Stb. 498).
- Bronpublicatie:
02-06-2009, Stcrt. 2009, 106 (uitgifte: 12-06-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/105)
- Inwerkingtreding
01-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De ligplaats van het te meten binnenschip of van het binnenschip waarvan de meting gecontroleerd wordt, is in stil, bij voorkeur zoet water en zodanig, dat het vaartuig van alle zijden toegankelijk is.
2.
Indien in brak of zout water wordt gemeten, wordt de lege diepgang gecorrigeerd.
3.
Het water in stoomketels van schepen zonder voortstuwingswerktuig behoort tot de uitrusting van het vaartuig.
4.
Zaken die niet behoren tot die, welke volgens het derde lid en volgens artikel 4.7 aanwezig zijn, bevinden zich niet aan boord.
5.
Is de uitrusting niet volledig, dan wordt zij voor de meting aangevuld.
6.
Het schip is voor de meting behoorlijk schoon; op de bodem is geen water aanwezig.
7.
Het vaartuig ligt gedurende de meting zoveel mogelijk dwarsscheeps horizontaal en stil.
8.
Zolang niet aan de dit artikel bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt de meting niet verricht.