Einde inhoudsopgave
RvdW 2010, 126
Hoofdelijke aansprakelijkheid niet-handelende echtgenoot voor gemeenschapsschuld na ontbinding gemeenschap; zelfstandigheid vorderingsrecht; verjaring.
HR 08-01-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1615
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 januari 2010
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
08/03655
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
BK1615
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK1615, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑01‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK1615, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑07‑2008
- Wetingang
BW art. 1:102; 3:309
Essentie
Hoofdelijke aansprakelijkheid niet-handelende echtgenoot voor gemeenschapsschuld na ontbinding gemeenschap; zelfstandigheid vorderingsrecht; verjaring.
Ingevolge art. 1:102 BW is de vrouw na de ontbinding van de gemeenschap van goederen hoofdelijk aansprakelijk geworden voor de helft van de schuld van de man. Op de in art. 1:102 BW geregelde hoofdelijkheid zijn de bepalingen van afdeling 6.1.2 BW van toepassing. Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van deze afdeling zijn de vorderingsrechten van de schuldeiser jegens de hoofdelijke schuldenaren zelfstandig, tenzij uit de wet het tegendeel voortvloeit. De zelfstandigheid van de vorderingsrechten leidt onder meer ertoe dat verjaring van het vorderingsrecht ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.