Onder http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/s-Gravenhage/Telefoon-+en+faxnummers.htm. staat bij sector familie- en jeugdrecht onder blok 3 met het bewuste faxnummer slechts: Blok 3 kamer P2 1223 — echtscheiding en voorlopige voorzieningen/verklaring non appel/griffierecht (her)berekenen/wet tijdelijk huisverbodtel. (070) 381 3556/3564/2229/2123/3243/1469/3575/3152fax (070) 381 3563,maar geen tijden waarop de griffie bereikbaar zou zijn.
HR, 23-09-2011, nr. 10/03989
ECLI:NL:PHR:2011:BT2416, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23-09-2011
- Zaaknummer
10/03989
- LJN
BT2416
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BT2416, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BT2416
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2010:BP2188, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2011:BT2416, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑2011
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSGR:2010:BP2188
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BT2416
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑09‑2010
- Wetingang
art. 37 Burgerlijk Wetboek Boek 3
- Vindplaatsen
NJ 2012/198 met annotatie van H.B. Krans
JBPr 2012/61 met annotatie van mr. A.J.J.G. Schijns
JPF 2011/160
JPF 2011/160
JBPR 2012/61 met annotatie van mr. A.J.J.G. Schijns
RvdW 2011/1137
NJB 2011/1772
NJ 2012/198
JWB 2011/455
Uitspraak 23‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Tijdig appel? Juist, aan hof geadresseerd verzoekschrift op laatste dag termijn per abuis ingediend ter griffie rechtbank. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat verzoekschrift geacht wordt tijdig te zijn ingediend. Verwacht mag worden dat griffie fout onderkent en verzoekschrift onverwijld doorgeleidt naar juiste gerecht. Doordat griffies ontvangst en tijdstip verzoekschrift registeren en behoren te registeren, staan ontvangst en tijdstip daarvan met vereiste mate van zekerheid vast.
23 september 2011
Eerste Kamer
10/03989
DV/RA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. L. van den Eshof.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 304663 van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 augustus 2009 en 21 september 2009;
b. de beschikking in de zaak 200.048.613/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 juni 2010.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 28 april 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) De man is bij verzoekschrift, gericht aan het gerechtshof te 's-Gravenhage, in hoger beroep gekomen van de beschikking in deze zaak van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 augustus 2009.
(ii) Het verzoekschrift is op de laatste dag van de termijn, 12 november 2009, per fax gezonden naar de griffie. De volgende dag is het originele verzoekschrift bij de griffie van het hof bezorgd.
(iii) Bij de verzending per fax is gebruik gemaakt van het faxnummer van de rechtbank 's-Gravenhage in plaats van het faxnummer van het hof. De fax is om 16.39 uur bij de griffie van de rechtbank binnengekomen, wat na sluitingstijd was.
(iv) De griffie van de rechtbank heeft de fax de volgende dag doorgeleid naar de griffie van het hof.
3.2 Het hof heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat de man het verzoekschrift te laat heeft ingediend, nu dat pas op 13 november 2009 bij de griffie van het hof is binnengekomen. Daarbij heeft het hof overwogen dat de fax, omdat zij op 12 november 2009 na sluitingstijd bij de griffie van de rechtbank is binnengekomen, niet meer op diezelfde dag kon worden doorgeleid naar de griffie van het hof, en dat het gebruik maken van een verkeerd faxnummer voor rekening komt van de verzender. Volgens het hof zijn er geen bijzondere omstandigheden gebleken die tot het oordeel kunnen leiden dat het hoger beroep tijdig is ingesteld.
3.3 Het gaat hier om het geval dat een verzoekschrift is gericht aan het juiste gerecht, maar vanwege de verzoeker wordt ingediend bij een ander gerecht. Verwacht mag worden dat de griffie van dit laatste gerecht deze fout binnen korte tijd onderkent en het verzoekschrift dan onverwijld doorgeleidt naar het juiste gerecht.
Deze doorgeleiding zal echter in de praktijk niet altijd dezelfde dag (kunnen) plaatsvinden, zoals de feiten van deze zaak illustreren. Een redelijke, met de eisen van een goede procesorde verenigbare wetstoepassing brengt daarom mee dat een dergelijk verzoekschrift geacht wordt te zijn ingediend op het tijdstip van binnenkomst bij het andere, verkeerde gerecht. Doordat de griffie van dit gerecht, evenals de griffie van het juiste gerecht, de ontvangst en het tijdstip van het verzoekschrift registreert en behoort te registreren, staan de ontvangst en het tijdstip daarvan met de vereiste mate van zekerheid vast.
De man heeft het appelverzoekschrift dus binnen de termijn ingediend. Het middel van de man bevat hierop gerichte klachten en is derhalve gegrond.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 juni 2010;
wijst de zaak terug naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren E.J. Numann, als voorzitter, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, C.A. Streefkerk en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 23 september 2011.
Conclusie 23‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Tijdig appel? Juist, aan hof geadresseerd verzoekschrift op laatste dag termijn per abuis ingediend ter griffie rechtbank. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat verzoekschrift geacht wordt tijdig te zijn ingediend. Verwacht mag worden dat griffie fout onderkent en verzoekschrift onverwijld doorgeleidt naar juiste gerecht. Doordat griffies ontvangst en tijdstip verzoekschrift registeren en behoren te registeren, staan ontvangst en tijdstip daarvan met vereiste mate van zekerheid vast.
10/03989
Mr L. Strikwerda
Parket, 15 april 2011
conclusie inzake
[De man]
tegen
[De vrouw]
Edelhoogachtbaar College,
1. De partijen in deze procedure, hierna: de man en de vrouw, zijn op 19 mei 2000 te 's-Gravenhage met elkaar gehuwd. De vrouw heeft op 13 februari 2008 bij de rechtbank 's-Gravenhage een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend. Bij beschikking van 12 augustus 2009 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en enige nevenvoorzieningen getroffen.
2. De man is van de beschikking van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij beschikking van 9 juni 2010 heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen (r.o. 3):
"Gebleken is dat het beroepschrift, dat is geadresseerd aan het hof, op 12 november 2009 door de advocaat van de man vooruit per fax is gezonden, waarbij gebruik is gemaakt van het faxnummer van de rechtbank 's-Gravenhage in plaats van het faxnummer van dit hof. De fax naar de griffie van de rechtbank is, blijkens het faxbericht, om 16:39 uur verzonden, derhalve na sluitingstijd van de griffie. zodat het beroepschrift niet meer dezelfde dag kon worden doorgeleid naar de griffie van het hof. De griffie van de rechtbank heeft het beroepschrift op de eerst mogelijke datum, te weten 13 november 2009, doorgezonden naar de griffie van het hof. Het hof is van oordeel dat het gebruik maken van een verkeerd faxnummer voor risico van de verzender dient te komen. Gesteld noch gebleken is dat de man hiervan geen verwijt valt te maken. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die in dit geval tot het oordeel zouden moeten leiden dat het hoger beroep geacht moet worden tijdig te zijn ingesteld."
3. De man is tegen de beschikking van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met een uit vijf onderdelen opgebouwd middel. Bij aanvullend verzoekschrift tot cassatie heeft de man één van de middelonderdelen aangevuld. De vrouw heeft een verweerschrift in cassatie ingediend en daarbij het middel bestreden met conclusie tot verwerping van het cassatieberoep.
4. De onderdelen 1.1, 1.2 en 1.3 van het middel keren zich tegen de overweging van het hof dat de fax blijkens het faxbericht om 16.39 uur en derhalve na sluitingstijd naar de griffie van de rechtbank is verzonden en niet meer dezelfde dag kon worden doorgeleid naar de griffie van het hof. De onderdelen 1.1 en 1.3 bestrijden deze overweging als onbegrijpelijk omdat uit het toepasselijke procesreglement blijkt dat de griffie tussen 8.30 uur en 17.00 uur telefonisch bereikbaar is, terwijl ook de Centrale Informatiebalie - de gezamenlijke locatie voor onder meer de afgifte van stukken aan de rechtbank en het hof - tot 17.00 uur open is, zodat er in ieder geval iemand aanwezig moet zijn geweest die het beroepschrift naar de juiste griffie had kunnen doorleiden. Onderdeel 1.2 (zoals aangevuld bij het aanvullend verzoekschrift tot cassatie) beklaagt zich erover dat het hof met de bestreden overweging buiten de grenzen van de rechtsstrijd is getreden en zich heeft schuldig gemaakt aan een ontoelaatbare aanvulling van de feiten, aangezien de vrouw niet heeft gesteld dat het verzoekschrift na sluitingstijd van de griffie is verzonden.
5. Wie bij de indiening van stukken ter griffie van een gerecht kiest voor verzending per fax, draagt het risico als daarbij iets misgaat. Dit uitgangspunt ligt zowel in de parlementaire geschiedenis met betrekking tot art. 33 (oud) Rv als in de jurisprudentie besloten. Van het uitgangspunt wordt slechts afgeweken als het misgaan het gevolg is van een handeling van het gerecht, van een handeling van een persoon voor wie het gerecht aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die het gerecht betreffen en rechtvaardigen dat het misgaan niet voor risico komt van de indiener van het stuk. Een voorbeeld van dit laatste is de situatie dat door het gerecht een verkeerd faxnummer is doorgegeven. Een ander voorbeeld is de situatie dat een stuk bij een overkoepelende organisatie is ingediend en deze organisatie het stuk niet heeft doorgezonden, terwijl het wel voor doorzending had moeten zorgdragen omdat de juiste instantie ook onder deze organisatie ressorteert. Onder dergelijke omstandigheden wordt het beroepschrift geacht tijdig op de juiste plaats te zijn ingediend. In wezen betreft het hier een uitwerking van de ontvangsttheorie van art. 3:37 lid 3 BW. Zie Kamerstukken II 1999/2000, 26 855, nr. 5, blz. 35; Kamerstukken II 2006/2007, 30 825, nr. 7, blz. 8/9; HR 1 juli 1997, LJN: ZC2411, NJ 1997, 652; Hof Amsterdam 24 maart 1998, LJN: AD2852, NJ 2000, 154; HR 24 maart 2000, LJN AA5263, NJ 2000, 314; HR 4 mei 2007, LJN: AZ7611, JBPr 2007, 60 nt. J.J. Dammingh; Hof 's-Hertogenbosch 3 juli 2007, LJN: BA8995, JBPr 2007, 85 nt. G. van Rijssen. Zie voorts Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent (2009) nr. 233; T.F.E. Tjong Tjin Tai, in: Burgerlijke Rechtsvordering, losbl., art. 33, aant. 6 en 7.
6. Met zijn overweging dat het beroepschrift na sluitingstijd bij de griffie van de rechtbank is binnengekomen en derhalve pas na het verstrijken van de beroepstermijn kon worden doorgeleid naar de griffie van het hof, heeft het hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat de niet tijdige ontvangst van het beroepschrift niet het gevolg is van een handeling van het gerecht, van een handeling van personen voor wie het gerecht aansprakelijk is, of van andere omstandigheden die het gerecht betreffen, zodat niet in die zin sprake is van een bijzondere omstandigheid die meebrengt dat het beroepschrift moet worden geacht tijdig op de juiste plaats te zijn ingediend. Daarbij moet worden aangetekend dat ook indien het beroepschrift vóór sluitingstijd bij de griffie van de rechtbank zou zijn ingediend en dit beroepschrift desalniettemin niet door de griffie zou zijn doorgeleid, niet sprake is van een dergelijke omstandigheid. In civiele zaken rust op de instantie aan welke een stuk ten onrechte is toegezonden niet de plicht het stuk door te zenden, tenzij sprake is van een indiening bij een verkeerde sector binnen een gerecht. Zie HR 24 maart 2000, LJN: AA5263, NJ 2000, 314; HR 31 mei 2002, LJN: AE07046, JBPr 2002, 3 nt. E.L. Schaafsma-Beversluis; Hof Amsterdam 18 december 2003, LJN: AO8729, NJF 2004, 226.
7. Uit het vorenstaande volgt dat de klachten van de onderdelen 1.1, 1.2 en 1.3 reeds moeten falen wegens gebrek aan belang. Ook indien zou moeten worden aangenomen dat het beroepschrift vóór sluitingstijd bij de griffie van de rechtbank is binnengekomen, kan dit niet afdoen aan het oordeel van het hof dat het gebruik maken van een verkeerd faxnummer voor risico van de verzender dient te komen, dat gesteld noch gebleken is dat de man hiervan geen verwijt valt te maken, en dat er daarom geen sprake is van bijzondere omstandigheden die in dit geval tot het oordeel zouden moeten leiden dat het hoger beroep geacht moet worden tijdig te zijn ingesteld.
8. Onderdeel 1.4 keert zich met, als ik het goed zie, een drietal klachten tegen r.o. 3 in haar geheel. In de eerste plaats voert het onderdeel als klacht aan dat het hof de deformalisering van het huidige procesrecht heeft miskend; in het licht van de deformalisering had het hof de man de mogelijkheid moeten bieden zijn verzuim binnen bekwame tijd te herstellen. Als tweede klacht voert het onderdeel aan dat hier, anders dan het hof heeft overwogen, sprake is van een bijzondere omstandigheid die tot het oordeel had moeten leiden dat het hoger beroep moet worden geacht tijdig te zijn ingesteld; deze bijzondere omstandigheid is volgens het onderdeel hierin gelegen dat de man zijn verzuim op 13 november 2010, derhalve daags na de onjuiste verzending en op de eerstdienende dag na het verlopen van de beroepstermijn, heeft hersteld door een origineel exemplaar van zijn beroepschrift bij de griffie van het hof in te dienen. Tot slot klaagt het onderdeel dat de niet-ontvankelijkheid een te zware sanctie is, nu de vrouw door ontvankelijkverklaring van de man in het geheel niet in haar procesbelang wordt geschaad en de niet-ontvankelijkverklaring voor de man tot onevenredig schade leidt.
9. Ook dit onderdeel is naar mijn oordeel tevergeefs voorgesteld. De daarin vervatte klachten miskennen dat, gelet op de strekking van voorschriften inzake beroepstermijnen, zowel de rechtszekerheid en als de eisen van een goede procesorde verlangen dat aan de in de wet gestelde beroepstermijnen in beginsel strak de hand wordt gehouden. Dit geldt niet alleen als binnen de beroepstermijn in het geheel geen actie is ondernomen, maar ook in het geval dat het beroepschrift weliswaar tijdig, maar bij een verkeerde griffie is ingediend en pas na het verstrijken van de beroepstermijn bij de juiste griffie binnenkomt. De deformaliseringtendensen in het burgerlijk procesrecht ten spijt, is hier slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering mogelijk. Zie HR 28 november 2003, LJN: AN8489, NJ 2005, 465 nt. W.D.H. Asser, JBPr 2004, 17 nt. E. Gras; HR 10 juni 2005, LJN: AT1097, JBPr 2005, 64 nt. F.J.H. Hovens; HR 24 april 2009, LJN: BH3192, NJ 2009, 488 nt. A.I.M. van Mierlo. Zie voorts G. van Rijsen, noot onder Hof 's-Hertogenbosch 3 juli 2007, LJN: BA8995, JBPr 2007, 85; H.J. Snijders, C.J.M. Klaassen en G.J. Meijer, Nederlands Burgerlijk Procesrecht, 2007, nrs. 243 en 320; Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent (2009), nrs. 40 en 110-111; M. Ynzonides en E.D. van Geuns, in: Burgerlijke Rechtsvordering, losbl., art. 339, aant. 2, en art. 358, aant. 15.
10. Een algemene mogelijkheid om een verzuim als het onderhavige na het verstrijken van de beroepstermijn te herstellen, zoals het onderdeel voorstaat, is in strijd met de hoofdregel dat aan de in de wet gestelde beroepstermijnen strak de hand moet worden gehouden. Het oordeel van het hof dat in deze zaak niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de hoofdregel zouden kunnen rechtvaardigen, is onjuist noch onbegrijpelijk. Met name kan de door de tweede klacht van het onderdeel aangevoerde omstandigheid dat de man op 13 november 2010, derhalve daags na het verlopen van de beroepstermijn, een origineel exemplaar van zijn beroepschrift bij de griffie van het hof heeft ingediend, gezien de eerder vermelde gegevens, niet gelden als een dergelijke bijzondere omstandigheid. Voor de kennelijk door de laatste klacht van het onderdeel voorgestane belangenafweging in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid in verband met overschrijding van de beroepstermijn is, gelet op de strekking van voorschriften inzake beroepstermijnen, geen plaats. Vgl. A. Knigge, Deformalisering, benadeling en partijperikelen, in: Rutgers-bundel, 2005, blz. 187 e.v., blz. 193/194.
11. Onderdeel 1.5 van het middel bouwt voort op de eerder voorgestelde onderdelen en moet het lot daarvan delen.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Beroepschrift 09‑09‑2010
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Geeft eerbiedig te kennen:
[de man], verzoeker tot cassatie, wonende te [woonplaats], verder te dezer zake aangeduid als ‘de man’ te dezer zake woonplaats gekozen hebbende te 's‑Gravenhage aan de Statenlaan 28 (Postbus 82228, 2508 EE) ten kantore van Alt Kam Boer advocaten, van wie mr H.J.W. Alt, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, door verzoeker tot advocaat wordt gesteld en dit verzoekschrift ondertekent en indient;
dat gerequestreerde te dezen is [de vrouw], verder ook aangeduid als ‘de vrouw’, wonende te ([postcode]) [woonplaats] aan het [adres] , voor wie in hoger beroep heeft opgetreden als advocaat mr. M.F.L. Beckand (Benders advocaten), kantoorhoudende te Zoetermeer aan de Engelandlaan 328, (2711 DZ);
dat dit verzoekschrift strekt tot het instellen van cassatieberoep tegen de beschikking van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage d.d. 9 juni 2010, gewezen onder zaaknummer 200.048.613/01, waarvan een afschrift aan dit verzoekschrift wordt gehecht.
dat ten tijde van het indienen van dit verzoekschrift de man nog niet de beschikking heeft over het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij het gerechtshof te 's‑Gravenhage d.d. 16 april 2010. Dit proces verbaal is met spoed opgevraagd. De man behoudt zich het recht voor zijn cassatiemiddel, alsmede de toelichting daarop, aan te vullen indien en voor zover bedoeld proces verbaal daartoe aanleiding geeft
De man kan zich met die uitspraak niet verenigen en voert daartegen aan het navolgende
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt, doordat het Hof in r.o. 3 en 4 van de aangevallen beschikking en het dictum heeft overwogen en beslist gelijk in 's — Hofs beschikking vermeld — hier als herhaald en ingelast te beschouwen — ten onrechte om één of meer van de navolgende — zo nodig in onderling verband en samenhang te beschouwen — redenen:
1. Kern van de zaak
1.1
In de onderhavige zaak heeft (het secretariaat van) de advocaat van de man op de laatste dag van de termijn om 16.39 uur een aan het gerechtshof gericht appelschrift gefaxt naar een faxnummer van de sector familierecht, afdeling echtscheidingen, van de rechtbank (070 - 381 35 63). De volgende dag is het met producties per koerier ingediend bij de griffie van het hof.
1.2
De vrouw heeft bij verweerschrift zich primair beroepen op de niet-ontvankelijkheid wegens termijnoverschrijding.
1.3
Het hof heeft de man niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
1.4
De man kan zich met dit oordeel niet verenigen en voert daartegen de navolgende klachten aan.
1. Klachten
Rechtens onjuist, althans, zonder motivering, onbegrijpelijk, zijn de r.o. 3, 4 en het dictum waarin het hof overweegt:
- ‘3.
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat het beroepschrift, dat is geadresseerd aan het hof. op 12 november 2009 door de advocaat van de man vooruit per fax is gezonden, waarbij gebruik is gemaakt van het faxnummer van de rechtbank 's‑Gravenhage in plaats van het faxnummer van dit hof. Dientengevolge is het beroepschrift één dag na het verstrijken van de appeltermijn ingekomen bij het hof. De fax naar de griffie van de rechtbank is, blijkens het faxbericht, om 16.39 uur verzonden, derhalve na sluitingstijd van de griffie, zodat het beroepschrift niet meer dezelfde dag kon worden doorgeleid naar de griffie van het hof. Het hof is van oordeel dat het gebruik maken van een verkeerd faxnummer voor risico van de verzender dient te komen. Gesteld noch gebleken is dat de man hiervan geen verwijt valt te maken. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die in dit geval tot het oordeel zouden moeten leiden dat het hoger beroep geacht moeit worden tijdig te zijn ingesteld. Naar het oordeel van het hof dient de man derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep
- 4.
Het hof beslist mitsdien als volgt.
Beslissing op het hoger beroep
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep’
en wel om de redenen die hierna worden vermeld, en die ook in onderling verband moeten worden gelezen.
1.1
Middelonderdeel 1.1 richt zich specifiek tegen het volgende oordeel in r.o. 3:
‘(…) De fax naar de griffie van de rechtbank is, blijkens het faxbericht, om 16.39 uur verzonden, derhalve na sluitingstijd van de griffie, zodat het beroepschrift niet meer dezelfde dag kon worden doorgeleid naar de griffie van het hof. (…)’
Dit oordeel is, zonder nadere toelichting, onbegrijpelijk. Ter toelichting voert de man het volgende aan.
De site rechtspraak.nl, zijnde de enige informatiesite van de rechtbanken en de gerechtshoven, en derhalve ook van de Haagse rechtbank,1. vermeldt over deze rechtbank als het om openingstijden gaat onder het kopje ‘voor bezoekers’ alleen2.:
‘Openingstijden
Het Paleis van Justitie is voor het publiek iedere werkdag geopend van 8.30 uur tot 18.00 uur.
Centrale Balie
Het Paleis van Justitie heeft een Centrale Balie De Centrale Balie bevindt zich aan de achterkant van het gebouw op de eerste verdieping. Openingstijden: op werkdagen van 8.30 uur tot 17.00 uur.
U kunt bij de Centrale Balie terecht voor:
- •
het afgeven van poststukken;
- •
kasbetalingen en griffierechten;
- •
het instellen van hoger beroep en cassatie;
- •
het aanvragen van gezamenlijk ouderlijk gezag;
- •
het laten opmaken van akten van bekendheid;
- •
het aanvragen van schuldsanering;
- •
het aanvragen van faillissementen;
- •
aanvaarding en verwerping van nalatenschappen;
- •
het legaliseren van documenten (door middel van apostille of legalisatie);
- •
het indienen van bezwaar-, klaag- en verzoekschriften;
- •
inzage van processtukken’
Het landelijk Procesreglement scheiding3., dat eveneens op deze site is gepubliceerd, rept over openingstijden of sluitingstijden van de griffies familie- en jeugdrecht, afdeling echtscheidingen, niets.
In het op deze site gepubliceerde Landelijke procesreglement van de rechtbanken betreffende verzoekschriftprocedures in sector civiel, is uitdrukkelijk vermeld dat de griffie telefonisch bereikbaar is tussen 8.30 uur en 17.00 uur. Zie pagina 3 daarvan, waarop is aangegeven:
‘1.1.3. Indiening van stukken
De griffie is op werkdagen telefonisch {hyperlink naar de rechtbanken} bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur.’
In het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven, dat eveneens op de betreffende website is te vinden, wordt, op pagina 3, hetzelfde tijdstip vermeld:
‘1.1.3. Indiening van stukken
De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur {hyperlink Telefoonnummers}.’
Uit het onder advocaten middels die website kenbare feit dat de Centrale Balie, zijnde de gezamenlijke locatie voor onder meer de afgifte van stukken voor zowel de Haagse rechtbank als het Haagse hof, tot 17.00 uur open is, alsmede uit het feit dat uit de verschillende hiervoor genoemde publicaties voortvloeit dat er bij de griffies op de werkdagen altijd wel iemand fysiek aanwezig zal moeten zijn omdat de griffie tot 17.00 uur telefonisch bereikbaar moet zijn, valt, zonder nadere toelichting, niet in te zien dat de griffie van de sector Familie- en Jeugdrecht, afdeling echtscheidingen, eerder zou sluiten dan 17.00 uur.
Evenmin valt in te zien dat dit voor advocaten kenbaar zou moeten zijn, en dat een op 16.39 uur gefaxt stuk niet meer door iemand op die griffie op de fax naar het juiste faxnummer van het hof had kunnen worden gezet, nu 16.39 uur noch na sluitingstijd van de Centrale Balie noch na sluitingstijd van het Paleis van Justitie was. Gesteld noch gebleken is dat de griffie op dat tijdstip geheel is uitgestorven.
Dit alles heeft het hof hetzij miskend, hetzij heeft het hof zijn gedachtegang hieromtrent niet met voldoende redenen omkleed.
1.2
Met de vermelding van de sluitingstijd en met de gemaakte gevolgtrekking daaruit, treedt het hof in de in onderdeel 1.1 bestreden rechtsoverweging tevens buiten het debat van partijen, althans vult het ambtshalve de feiten aan. zodat het zijn taak als appelrechter heeft miskend. Ter onderbouwing voert de man het volgende aan.
Geen van partijen hebben een sluitingstijd en een daaruit mogelijk te maken gevolgtrekking, te berde gebracht. De door het hof vermelde sluitingstijd is partijen voorts niet kenbaar gemaakt, en zij kan ook niet als een feit van algemene bekendheid worden aangemerkt. Sterker nog: wie op www.rechtspraak.nl tracht die openingstijden te achterhalen, slaagt daarin niet. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de rechtbank Rotterdam, vermeldt de Haagse rechtbank over een sluitingstijd, niets.
Daar komt bij dat uit de website rechtspraak.nl alsmede uit de verschillende, in onderdeel 1.1 aangehaalde, publicaties van de rechtbanken en de hoven en van de Haagse rechtbank in het bijzonder, juist het algemene beeld is af te leiden dat de griffie tot 17.00 uur open moeten zijn, althans dat er iemand fysiek aldaar aanwezig moet zijn, en wel teneinde telefonisch bereikbaar te kunnen zijn. Men zie hetgeen daarover in het vorige onderdeel is gesteld.
Nu de vrouw geen beroep heeft gedaan op het door het hof (onbegrijpelijk) aangenomen feit dat de desbetreffende griffie van de rechtbank sector Familie- en Jeugdrecht (afdeling echtscheidingen) om 16.39 uur gesloten was, heeft het hof aldus de vrouw aan een verweer geholpen door dat feit eigener beweging vast te stellen. Het hof heeft zich aldus hiermee schuldig gemaakt aan een verboden ambtshalve aanvulling van de feiten c.q. feitelijke gronden.4.
1.3
Verwijzend naar het gestelde in het laatste woordblok van onderdeel 1.2, is de gevolgtrekking die het hof in de hier bestreden rechtsoverweging maakt, voorts niet begrijpelijk. Ook indien de griffie van de rechtbank in kwestie eerder dan 16.39 uur zou sluiten kan men, gegeven de noodzakelijke fysieke aanwezigheid van (een) medewerker(s) — zie hierover nader onderdeel 1.1 — daaraan immers niet, althans zeker niet zonder meer, de conclusie verbinden dat een verkeerd geadresseerde fax niet naar het goede faxnummer kan worden doorgezonden, dan wel dat deze fax niet even fysiek naar de juiste griffie kan worden gebracht. In ieder geval geeft het hof hier onvoldoende inzicht in zijn gedachtegang.
1.4
Meer in het algemeen heeft te gelden dat de gehele rechtsoverweging 3 is te kenschetsen als een miskenning van de deformalisering, een deformalisering die, naast de dagvaardingsprocedure, ook in de verzoekschriftprocedure opgeld zou moeten doen, en waaronder een meer materiële benadering van hetgeen de regels willen waarborgen, wordt verstaan.5. Het is die deformalisering op grond waarvan de man meent dat het hof hem in een situatie als de onderhavige ontvankelijk had moeten verklaren, en wel ook indien zou moeten worden aangenomen dat de griffie te 16.39 uur werkelijk gesloten was. De man licht dit hieronder nader toe.
Bekende voorbeelden voortvloeiend uit de deformalisering zijn de tijdig uitgebrachte cassatiedagvaarding aan de eigen procureur en het niet ter rolle aanbrengen van een tijdig uitgebrachte cassatiedagvaarding, gebreken die, zij het uiteraard binnen bepaalde grenzen, kunnen worden hersteld.6. Een ander voorbeeld, toegespitst op de verzoekschriftenprocedure, is HR 16 december 2005 LJN AU2863, waarin blijkens r.o. 3.2 een verzuim ex artikel 426a Rv (ondertekening van een rekest door een advocaat bij de Hoge Raad) dat door indiening ter griffie binnen korte tijd van een ondertekend origineel exemplaar van het verzoekschrift kan worden hersteld.7.
De onderhavige situatie verschilt in wezen niet met die in voornoemde voorbeelden. Geheel in lijn daarmee zou dan ook een verzuim als de indiening bij een verkeerde griffie binnen hetzelfde gebouw, in ieder geval in het kader van de deformalisering, moeten kunnen worden hersteld door binnen korte tijd een origineel exemplaar ter griffie in te dienen. In casu is dit ook gebeurd, te weten op 13 november 2010, derhalve daags na de verzending naar de onjuiste griffie en derhalve op de eerste dag na het verlopen van de appeltermijn. In tegenstelling tot hetgeen het hof heeft aangenomen, is in de onderhavige zaak dus wel degelijk sprake van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan het hoger beroep geacht moet worden tijdig te zijn ingesteld. Het zou ook een te zware sanctie zijn om hantering van het verkeerde faxnummer, in deze situatie te sanctioneren met niet-ontvankelijkheid.
De wederpartij wordt door een ontvankelijkheid ook in het geheel niet in zijn procesbelang geschaad. De onderhavige situatie verschilt immers in niets van die waarin het appelschrift op 12 november 2009 wel naar het juiste faxnummer zou zijn verzonden. Ook dan zou dit eerst op de dag daarna, tezamen met de producties, zijn ingediend, en ook dan zou de griffier dit eerst (op zijn vroegst) de dag daarna aan de wederpartij hebben verzonden.
De niet-ontvankelijkheid daarentegen leidt tot onevenredige schade voor de man omdat ineens de laatste feitelijke instantie blijkt te zijn verspeeld. Weliswaar zou daartegenin kunnen worden gebracht dat die schade dan ten laste zou moeten komen van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de bewuste advocaat die de fout maakte, maar ook dat weegt, gelet op de tijd, moeite en kosten die daarmee gemoeid zijn, niet op tegen een ontvankelijkverklaring, waarbij de geschillen in laatste feitelijke instantie alsnog kunnen worden beslecht.
Indien een appelschrift tijdig op het adres van de griffie8. is ingediend maar dit naar een verkeerd faxnummer (van een verkeerde, eveneens op dat adres gevestigde griffie) is verzonden, moet dit verzuim dan ook binnen bekwame tijd kunnen worden hersteld.
Dit is ook volstrekt in lijn met het arrest van Uw Raad van 1 juli 1997, NJ 1997, 652, alsmede met het arrest van Uw Raad van 24 maart 2000, NJ 2000, 314 waarin Uw Raad heeft geoordeeld dat een verkeerde adressering van een beroepschrift als gevolg waarvan het beroepschrift na verstrijking van de termijn bij de desbetreffende griffie binnenkomt, op grond van de daarin aangenomen bijzondere omstandigheden, niet tot de conclusie kan leiden dat het rechtsmiddel niet tijdig is ingesteld. In het laatst genoemde arrest was er sprake van een cassatierekest ingediend bij het hof Den Haag dat eerst geruime tijd na het verstrijken van de termijn bij de griffie van de Hoge Raad binnenkwam.
Het hof heeft dit alles hetzij miskend, hetzij heeft het geen inzicht gegeven in zijn gedachtegang, althans heeft het een onbegrijpelijk oordeel gegeven.
1.5
Het slagen van één of meer van de bovenvermelde klachten vitiëert ook r.o. 4 en het dictum.
Redenen waarom
Verzoeker tot cassatie zich wendt tot Uw Raad met het eerbiedig verzoek, de beschikking van het gerechtshof te 's‑Gravenhage van 9 juni 2010, gewezen onder zaaknummer 200.048.613/01, waartegen opgemeld middel is gericht, te vernietigen met zodanige verdere uitspraak als naar het oordeel van Uw Raad behoort te worden gegeven; Kosten Rechtens!
's‑Gravenhage 9 september 2010
mr H.J.W. Alt
advocaat bij de Hoge Raad der
Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 09‑09‑2010
Het toepasselijke procesreglement scheiding 9e druk, te vinden onder http://www.rechtspraak.nl/NR/rdonlyres/1A97BEBE-71AF-4CF5-9DB4-131C38F9CACF/0/ProcesreglementScheiding.pdf vermeldt evenmin openingstijden van de griffie. Ook de pagina van de sector familie- en jeugdrecht van de rechtbank 's‑Gravenhage, te vinden onder http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/s-Gravenhage/Over+de+rechtbank/Rechtsgebieden/Familie-+en+jeugdrecht.htm vermeldt niets van openingstijden van de griffie.
Vgl. ook: HR 29 maart 1996. NJ 1996. 421, r.o. 3.3.
Zie hieromtrent bijvoorbeeld A. Knigge. Deformalisering, benadeling en partijperikelen in: Amice, opstellen aangeboden aan Prof. mr. Rutgers (de Rutgers-Bundel) Kluwer 2005, p. 187 ev. en W.D.H. Asser, Over deformalisering in het burgerlijk procesrecht (Oratie, Leiden 2000) en de daarin vermelde literatuur.
Bijvoorbeeld: HR 29 april 1994, NJ 1995, 269 (Staalbouw/EZH).
Zie ook HR 11 juni 2003, NJ 2003, 565.
Prins Clauslaan 60 Den Haag of Postbus 20302, 2500 EH Den Haag