HR, 10-06-2005, nr. R04/140HR
ECLI:NL:PHR:2005:AT1097
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-06-2005
- Zaaknummer
R04/140HR
- LJN
AT1097
- Roepnaam
Jansen/Digisave
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2005:AT1097, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑06‑2005; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT1097
ECLI:NL:PHR:2005:AT1097, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2005
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2005:AT1097
- Wetingang
art. 12 Faillissementswet
art. 12 Faillissementswet
- Vindplaatsen
JBPr 2005/64 met annotatie van mr. F.J.H. Hovens
JBPr 2005/64 met annotatie van mr. F.J.H. Hovens
Uitspraak 10‑06‑2005
Inhoudsindicatie
10 juni 2005 Eerste Kamer Rek.nr. R04/140HR JMH/RM Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: 1. [Verzoeker 1], wonende te [woonplaats], 2. de vennootschap naar Belgisch recht HERDERA B.V.B.A., gevestigd te Sint Niklaas, België, VERZOEKERS tot cassatie, advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz, t e g e n DIGISAVE INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Fijnaart, gemeente Moerdijk, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. R.A.A. Duk. 1. Het geding in feitelijke instanties...
10 juni 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/140HR
JMH/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
wonende te [woonplaats],
2. de vennootschap naar Belgisch recht HERDERA B.V.B.A.,
gevestigd te Sint Niklaas, België,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
DIGISAVE INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Fijnaart, gemeente Moerdijk,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 15 oktober 2004 gedateerd verzoekschrift hebben verzoekers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: [verzoeker 1] en Herdera dan wel tezamen [verzoeker] c.s. - zich gewend tot de rechtbank te Breda en verzocht verweerster in cassatie - verder te noemen: Digisave - in staat van faillissement te verklaren.
Digisave heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 november 2004 het verzoek afgewezen.
Tegen deze beschikking hebben [verzoeker] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 9 december 2004 heeft het hof het vonnis (lees: beschikking) waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Digisave heeft verzocht [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in hun cassatieberoep te verklaren, althans dat beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] c.s. in hun cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Bij een op 24 december 2004 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest (lees: beschikking) van het hof van 9 december 2004, bij welke uitspraak het hof de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] c.s. om Digisave in staat van faillissement te verklaren heeft bekrachtigd.
3.2 Ingevolge art. 12 lid 1 F. konden [verzoeker] c.s. gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak van het arrest van het hof in cassatie komen. Het beroep in cassatie is dus niet tijdig ingesteld.
3.3 [Verzoeker] c.s. hebben - onder verwijzing naar HR 28 november 2003, nr. R03/009, RvdW 2003, 180 - gesteld dat zij niettemin tijdig in beroep zijn gekomen, omdat zij eerst op 20 december 2004 van de inhoud van het arrest kennis hebben kunnen nemen, nu het hof "pas op 17 december 2004 de beschikking aan de procureur van eisers tot cassatie [heeft] vrijgegeven". Daarmee hebben zij kennelijk beoogd zich te beroepen op de in voormeld arrest gegeven uitzondering op de regel dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden, voor het geval degene die cassatie instelt als gevolg van een door (de griffie van) het hof begane fout of verzuim niet tijdig wist en redelijkerwijs ook niet kon weten dat het hof een uitspraak had gedaan en die uitspraak hem als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van cassatie is toegezonden of verstrekt.
3.4 Zodanige uitzondering doet zich hier niet voor. Voor toepassing daarvan is eerst plaats indien [verzoeker] c.s. als gevolg van een fout of verzuim van (de griffie van) het hof niet tijdig wisten en redelijkerwijs ook niet konden weten dat het hof het arrest had uitgesproken. Het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting van het hoger beroep houdt in dat [verzoeker 1], vergezeld van zijn raadsman, is verschenen, dat [verzoeker 1] verklaart 100% aandeelhouder van Herdera te zijn en dat de voorzitter meedeelt dat het hof op 9 december 2004 uitspraak zal doen. Dit in aanmerking genomen, kan de enkele omstandigheid dat, zoals [verzoeker] c.s. stellen, de tekst van het arrest van het hof eerst op 17 december 2004 beschikbaar is gekomen niet meebrengen dat zij niet wisten en redelijkerwijs ook niet konden weten dat het hof op voormelde datum uitspraak had gedaan.
3.5 [Verzoeker] c.s. kunnen dus niet in hun beroep worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [verzoeker] c.s. niet-ontvankelijk in het beroep;
veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Digisave begroot op € 333,38 aan verschotten en op € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 10 juni 2005.
Conclusie 10‑06‑2005
Inhoudsindicatie
10 juni 2005 Eerste Kamer Rek.nr. R04/140HR JMH/RM Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: 1. [Verzoeker 1], wonende te [woonplaats], 2. de vennootschap naar Belgisch recht HERDERA B.V.B.A., gevestigd te Sint Niklaas, België, VERZOEKERS tot cassatie, advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz, t e g e n DIGISAVE INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Fijnaart, gemeente Moerdijk, VERWEERSTER in cassatie, advocaat: mr. R.A.A. Duk. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Rek.nr. R04/140HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 18 maart 2005
conclusie inzake
1. [verzoeker 1]
2. Herdera B.V.B.A.
tegen
Digisave International B.V.
Edelhoogachtbaar College,
1. Thans verzoekers tot cassatie, hierna: [verzoeker 1] en Herdera, en twee anderen hebben zich met een verzoekschrift d.d. 15 oktober 2004 gewend tot de rechtbank te Breda en verzocht thans verweerster in cassatie, hierna: Digisave, in staat van faillissement te verklaren.
2. Nadat Digisave de faillissementsaanvrage had bestreden, heeft de rechtbank bij uitspraak van 16 november 2004 het verzoek van [verzoeker] c.s. afgewezen.
3. [Verzoeker 1] en Herdera zijn van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, doch tevergeefs: bij ter openbare terechtzitting van het hof van 9 december 2004 uitgesproken arrest heeft het hof de uitspraak van de rechtbank bekrachtigd.
4. Bij een op 24 december 2004 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift hebben [verzoeker 1] en Herdera beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. Digisave heeft geconcludeerd [verzoeker 1] en Herdera in hun cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dat beroep te verwerpen.
5. Tegen het op 9 december 2004 ter openbare terechtzitting door het hof uitgesproken arrest stond ingevolge art. 12 lid 1 Fw gedurende acht dagen na die uitspraak beroep in cassatie open. De cassatietermijn verstreek dus op 17 december 2004, zodat het op 24 december 2004 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen cassatierekest niet tijdig is ingediend.
6. Dit moet leiden tot het oordeel dat [verzoeker 1] en Herdera niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep, tenzij [verzoeker 1] en Herdera ten gevolge van een door (de griffie van) het hof begane fout of verzuim niet tijdig wisten en redelijkerwijs ook niet konden weten dat het hof een arrest heeft uitgesproken en het arrest aan hen als gevolg van een niet aan hen toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van cassatie is toegezonden of verstrekt, in welk geval de cassatietermijn wordt verlengd met een termijn van acht dagen na de dag van verstrekking of verzending van het arrest. Vgl. HR 28 november 2003, RvdW 2003, 180.
7. In het onderhavige geval is voor toepassing van de zojuist bedoelde uitzondering geen grond. Blijkens het proces-verbaal dat is opgemaakt van de terechtzitting van het hof waarop het door [verzoeker 1] en Herdera ingestelde hoger beroep is behandeld, is meegedeeld dat het hof op 9 december 2004 uitspraak zal doen. Aangenomen moet derhalve worden dat [verzoeker 1], die blijkens het genoemde proces-verbaal in persoon en vergezeld van zijn raadsman ter terechtzitting was verschenen, en Herdera ervan op de hoogte waren dat het hof op 9 december 2004 uitspraak zou doen.
8. De omstandigheid dat, zoals namens [verzoeker 1] en Herdera in het cassatierekest (onder 1) is gesteld, "het Hof pas op 17 december 2004 de beschikking aan de procureur van eisers tot cassatie (heeft) vrijgegeven" is geen reden voor toepassing van de bedoelde uitzondering. Al aangenomen dat de stelling juist is, is voorwaarde voor toepassing van de uitzondering niet alleen dat het arrest van het hof aan [verzoeker 1] en Herdera als gevolg van een niet aan hen toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van cassatie is toegezonden of verstrekt, maar ook dat [verzoeker 1] en Herdera ten gevolge van een door (de griffie van) het hof begane fout of verzuim niet tijdig wisten en redelijkerwijs ook niet konden weten dat het hof een arrest heeft uitgesproken. Waar niet is gebleken dat ook aan deze laatstbedoelde voorwaarden is voldaan, is voor toepassing van de uitzondering geen plaats.
9. Daarbij zij aangetekend dat een procespartij die cassatieberoep wenst in te stellen en niet tijdig over de tekst van de bestreden uitspraak kan beschikken, in haar cassatieberoep kan worden ontvangen, wanneer dit wordt ingesteld bij een verzoekschrift waarin wegens onbekendheid met de motivering van de bestreden uitspraak de gronden van het cassatieberoep nog niet zijn opgenomen, mits die gronden, zodra over de bestreden uitspraak de beschikking is verkregen, alsnog met bekwame spoed bij aanvullend verzoekschrift naar voren zijn gebracht. Zie o.m. HR 21 september 1984, NJ 1985, 214; HR 27 september 1991, NJ 1991, 786; HR 5 oktober 2001, NJ 2003, 266. [Verzoeker 1] en Herdera hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
10. Nu het cassatierekest eerst op 24 december 2004 ter griffie van de Hoge Raad is ingekomen en dus te laat, en nu geen grond is voor toepassing van een uitzondering op de regel dat aan beroepstermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kunnen [verzoeker 1] en Herdera in hun cassatieberoep niet worden ontvangen.
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkheid verklaring van [verzoeker 1] en Herdera in hun cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,