NJ 1996, 421
Ontvankelijkheid in hoger beroep / geen berusting / verboden aanvulling van feitelijke gronden
HR 29-03-1996, ECLI:NL:PHR:1996:AD2521
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 maart 1996
- Magistraten
Royer, Korthals Altes, Neleman, Heemskerk, Herrmann, Asser
- Zaaknummer
15958
- LJN
AD2521
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1996:AD2521, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑03‑1996
ECLI:NL:PHR:1996:AD2521, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑03‑1996
- Wetingang
Rv (oud) art. 48; Rv (oud) art. 176
Essentie
Ontvankelijkheid in hoger beroep. Geen berusting. Verboden aanvulling van feitelijke gronden.
Samenvatting
De vrouw heeft haar beroep op de niet-ontvankelijkheid van de man gebaseerd op berusting door de man. Door op grond van de in het arrest vermelde feiten en omstandigheden te oordelen dat de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich brengen, dat de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, heeft het hof in strijd met art. 176 Rv de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep op grond van feiten en omstandigheden, die de vrouw niet aan haar beroep op niet-ontvankelijkheid ten grondslag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.