HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1271, rov. 3.1.2.
HR, 24-02-2023, nr. 22/04028
ECLI:NL:HR:2023:309
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24-02-2023
- Zaaknummer
22/04028
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:309, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑2023; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:36, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2023:36, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:309, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2022
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2023-0061
GZR-Updates.nl 2023-0070
Uitspraak 24‑02‑2023
Inhoudsindicatie
Wvggz. Wzd. Multiproblematiek. Motiveringsklacht. Vloeit gedrag van betrokkene voort uit psychische stoornis?
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 22/04028
Datum 24 februari 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT OOST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/01/385490 / FA RK 22-3922 van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022 en tot terugwijzing.
2. Uitgangspunten en feiten
2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 8 september 2022 heeft de burgemeester op grond van art. 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. De burgemeester vermeldt als zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
(ii) In zijn beschikking verwijst de burgemeester naar een op dezelfde dag uitgebrachte medische verklaring van de onafhankelijke psychiater die betrokkene die dag heeft onderzocht. Daarin is als (vermoedelijke) diagnose gesteld: “Ernstige neurocognitieve stoornis, schizofrenie in remissie”. Bij de DSM-afgeleide classificatie heeft de psychiater aangekruist: “Neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier)”. Volgens de medische verklaring bestaat het (onmiddellijk dreigend) ernstig nadeel uit: “Opnieuw vallen bij neiging tot roken ’s nachts. Pte is vanwege vergevorderde dementie niet te instrueren.”. Het advies luidt: “Ondergetekende verklaart wel het ernstige vermoeden te hebben dat voornoemde persoon lijdt aan een psychische stoornis waaruit gedrag voortvloeit dat een onmiddellijk dreigend ernstig nadeel veroorzaakt dat niet zonder verlening van verplichte zorg kan worden afgewend, waarbij de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.”
2.2
Op 9 september 2022 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de vormen van zorg zoals vermeld in de crisismaatregel. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling staat onder meer het volgende:
“Psychiater:
(…) Ik heb destijds de crisismaatregel uitgeschreven. (…) Ik kan wel wat meer over de rode lijn vertellen. Mevrouw is in het verleden bekend met schizofrenie en heeft een uitgebreide vorm van dementie. De schizofrenie is momenteel afgezwakt. Het is nog wel een neurocognitieve stoornis. Betrokkene gaat binnenkort ook naar een verpleegtehuis. Haar zoon gaat daarvoor binnenkort kijken.
Betrokkene valt erg veel. (…) Door haar stoornis is ze niet te instrueren. (…)”
2.3
Op 12 september 2022 heeft de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van betrokkene verleend tot en met 3 oktober 2022. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover in cassatie van belang, als volgt overwogen:
“De advocaat heeft ter zitting aangevoerd dat de Wvggz niet het juiste juridische kader is
voor het verzoek, maar de Wet zorg en dwang. De rechtbank volgt de advocaat hierin niet
en overweegt daartoe als volgt.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is
gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig
nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.
Betrokkene is afgelopen weken meermaals gevallen. Recent is betrokkene gevallen met
heupfractuur en ribfractuur als gevolg, waarvoor opname met operatie in ziekenhuis
noodzakelijk was. Tijdens ziekenhuisopname en daarna is betrokkene ook meermaals
gevallen. Zij heeft de neiging om ’s nachts te roken en dan bestaat het risico dat ze valt.
Vanwege haar psychische stoornis is betrokkene niet te instrueren om niet haar bed uit te
gaan zonder hulp. Het valrisico is nu beperkt met een tentbed.
Anders dan de advocaat heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het ernstige
vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat
voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en
schizofrenie in remissie.”
3. Beoordeling van het middel
3.1
Het middel klaagt dat onbegrijpelijk is dat de rechtbank heeft geoordeeld dat het gedrag van betrokkene voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie, en dat de rechtbank heeft beslist op basis van de Wvggz. De voor de beslissing relevante stoornis is de uitgebreide vorm van dementie bij betrokkene, wat een psychogeriatrische aandoening is die valt onder de Wzd, aldus de klacht.
3.2
De Wvggz bevat regels voor het verlenen van verplichte zorg aan personen met een psychische stoornis. De Wzd regelt het verlenen van onvrijwillige zorg aan personen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap. Als een persoon zowel een psychische stoornis als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap heeft, is sprake van zogenoemde ‘multi-problematiek’. Bij de beoordeling welk regime in dat geval van toepassing is, dient te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ‘voorliggend is’, dat wil zeggen: op de voorgrond staat, omdat die problematiek de actuele zorgbehoefte bepaalt, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen.1.
3.3
Het middel slaagt.
Uit het verzoekschrift volgt dat de grondslag voor het nemen en voortzetten van de crisismaatregel is gelegen in onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, bestaande uit aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel door vallen. Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene ’s nachts uit bed komt met het risico op vallen en dat zij vanwege vergevorderde dementie niet meer te instrueren is (zie hiervoor in 2.1 onder (ii)). Volgens de verklaring van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling is betrokkene in het verleden bekend met schizofrenie, is de schizofrenie afgezwakt en lijdt betrokkene aan een uitgebreide vorm van dementie.
Dementie is geen psychische stoornis, maar een psychogeriatrische aandoening. In het licht van het voorgaande is onbegrijpelijk het oordeel van de rechtbank dat is gebleken dat betrokkene vanwege haar psychische stoornis niet is te instrueren om niet haar bed uit te gaan zonder hulp en dat het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022;
- wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op 24 februari 2023.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 24‑02‑2023
Conclusie 06‑01‑2023
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/04028
Zitting 6 januari 2023
CONCLUSIE
M.L.C.C. Lückers
In de zaak
[betrokkene] ,
Verzoekster tot cassatie,
Advocaat: mr. G.E.M. Later,
tegen
De Officier van Justitie van het arrondissementsparket Oost-Brabant,
Verweerder in cassatie,
Niet verschenen.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als betrokkene respectievelijk officier van justitie
1. Inleiding en samenvatting
1.1
In deze zaak wordt in cassatie geklaagd dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank een machtiging heeft verleend op basis van de Wvggz. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis maar volgens het middel volgt uit de stukken dat betrokkene een uitgebreide vorm van dementie heeft, hetgeen een psychogeriatrische stoornis is waardoor de Wzd van toepassing is.
2. Feiten en procesverloop
2.1
Op 8 september 2022 heeft de burgemeester van de gemeente Vught op grond van art. 7:1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene. Met de uitvoering van de maatregel is [verblijfplaats] belast. In zijn beschikking verwijst de burgemeester naar een op dezelfde dag uitgebrachte medische verklaring van de [psychiater] . De burgemeester vermeldt, in overeenstemming met rubriek 4.d in die verklaring, als zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden:- beperken van de bewegingsvrijheid;- insluiten;- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
2.2
In rubriek 2.d van de medische verklaring is als vermoedelijke diagnose gesteld: ernstige neurocognitieve stoornis, schizofrenie in remissie. De rapporterende psychiater heeft vervolgens in de DSM-afgeleide classificatie aangekruist: “Neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier)”. In rubriek 3.c (onmiddellijk dreigend ernstig nadeel) heeft de psychiater het volgende vermeld:
“(…) Gedurende het gesprek spreekt ze zichzelf tegen en kan ze niet onderbouwen waarom ze iets wel/niet wil. Haar geheugen is slecht.Anderhalve week geleden gevallen met heupfractuur en ribfractuur waarvoor opname met operatie in ziekenhuis. Tijdens ziekenhuisopname ook meermaals gevallen. Sinds 7-9 retour uit ziekenhuis en opnieuw gevallen. Vannacht wederom 2x gevallen toen ze 's nachts uit bed ging omdat ze wilde roken (van [de verpleegkundige] / dossier).”
2.3
Over de maatregelen ter afwending van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel heeft de psychiater in rubriek 4.c nog opgemerkt:
“Patiënte wordt niet wilsbekwaam ingeschat. Ze spreekt zichzelf regelmatig tegen en daarom kan dit niet vrijwillig. Bij doorvragen geeft ze aan dat tentbed wil en haar huidige bed wil behouden.”
2.4
Bij verzoekschrift, bij de rechtbank Oost-Brabant ingekomen op 9 september 2022, heeft de officier van justitie aan de rechtbank verzocht een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen voor de vormen van zorg zoals die ook al in de crisismaatregel worden genoemd.
2.5
Op 12 september 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. De rechtbank heeft betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, de [psychiater] en de verpleegkundige gehoord.
2.6
2.7
Bij mondelinge uitspraak van 12 september 2022 heeft de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 3 oktober 2022 voor de in het verzoekschrift opgenomen vormen van zorg. Ten aanzien van het verweer van de advocaat heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is
gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig
nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.
Betrokkene is afgelopen weken meermaals gevallen. Recent is betrokkene gevallen met
heupfractuur en ribfractuur als gevolg, waarvoor opname met operatie in ziekenhuis
noodzakelijk was. Tijdens ziekenhuisopname en daarna is betrokkene ook meermaals
gevallen. Zij heeft de neiging om ’s nachts te roken en dan bestaat het risico dat ze valt.
Vanwege haar psychische stoornis is betrokkene niet te instrueren om niet haar bed uit te
gaan zonder hulp. Het valrisico is nu beperkt met een tentbed.
Anders dan de advocaat heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het ernstige
vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat
voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en
schizofrenie in remissie.”
2.8
Namens betrokkene is – tijdig – beroep in cassatie ingesteld. In cassatie is geen verweerschrift ingediend.
3. De ontvankelijkheid van het cassatieberoep
3.1
In HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1012 (rov. 3.1.3), is beslist dat in beginsel beroep in cassatie openstaat tegen de beslissing van de rechter inzake de crisismaatregel of de voortzetting daarvan.Het tijdvak waarvoor de onderhavige machtiging is verleend is inmiddels verstreken. Naar vaste rechtspraak sinds 20111.is die laatste omstandigheid geen beletsel voor de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.2.
4. Bespreking van het cassatiemiddel
4.1
Het cassatiemiddel klaagt in de kern dat het onbegrijpelijk is dat de rechtbank een zorgmachtiging heeft verleend op basis van de Wvggz. Het middel stelt dat de stoornis van betrokkene een uitgebreide vorm van dementie is en dat dit een psychogeriatrische aandoening is die valt onder de Wzd. Het is volgens het middel dan ook onbegrijpelijk dat de rechtbank overweegt dat het ernstig vermoeden bestaat dat het ernstig nadeel dat wordt veroorzaakt door het gedrag van betrokkene voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie.
4.2
4.3
De burgemeester kan onder de Wvggz een crisismaatregel afgeven wanneer aan een aantal eisen is voldaan. Art. 7:1, lid 1 Wvggz vereist voor een crisismaatregel dat sprake is van: (a) onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, (b) een ernstig vermoeden dat het gedrag van een persoon als gevolg van een vermoedelijk aanwezige psychische stoornis dreigend ernstig nadeel veroorzaakt en (c) de crisismaatregel het ernstig nadeel kan wegnemen. Ingevolge art. 7:2, lid 1 onder a, Wvggz vermeldt de burgemeester in de crisismaatregel “de zorg die noodzakelijk is om de crisissituatie af te wenden”. Op de voet van art. 7:7 en 7:8 Wvggz bepaalt de rechter in een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel welke vorm van verplichte zorg ten hoogste mag worden verleend gedurende de looptijd van de machtiging. De behandelend psychiater bepaalt welke zorg concreet wordt verstrekt binnen het door de machtiging bepaalde kader. Anders dan bij een verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging (art. 5:17 lid 3 Wvggz), behoeft de officier van justitie bij het verzoekschrift tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel geen zorgplan aan de rechtbank over te leggen (zie art. 7:8 lid 2 Wvggz). In deze vroege fase is dikwijls nog geen zorgplan vastgesteld.
4.4
In de Wzd is de inbewaringstelling geregeld in art. 29 Wzd. Een inbewaringstelling is aan de orde als een cliënt zich verzet tegen een opname, het ernstig nadeel onmiddellijk dreigend is, een ernstig vermoeden bestaat dat het ernstige nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van de persoon als gevolg van zijn verstandelijke beperking, psychogeriatrische aandoening of een daarmee gepaard gaande psychische stoornis dan wel een combinatie ervan, de inbewaringstelling noodzakelijk en geschikt is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende alternatieven zijn om het ernstige nadeel af te wenden. Het is de verantwoordelijkheid van het CIZ om – als dat volgens het CIZ aangewezen is – een verzoek bij de rechter in te dienen tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling.
4.5
Zoals volgt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 20203.kan een persoon zowel een psychische stoornis als een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap hebben. Er wordt dan gesproken van “multi-problematiek”. Bij de beoordeling welk regime in dat geval van toepassing is, dient blijkens de wetsgeschiedenis te worden vastgesteld welke problematiek (psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap) op het moment van beoordeling ‘voorliggend is’. De problematiek die op de voorgrond staat bepaalt de actuele zorgbehoefte, waarbij ook de continuïteit van de zorg in een vertrouwde omgeving in aanmerking moet worden genomen.4.Welke problematiek op het moment van beoordeling op de voorgrond staat en daarmee de actuele zorgbehoefte bepaalt, moet worden vastgesteld door een ter zake kundige arts.
4.6
In de onderhavige zaak is op grond van de Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel gevraagd. Een psychiater heeft betrokkene onderzocht en de medische verklaring opgemaakt. De psychiater is tot de (vermoedelijke) diagnose “ernstige neurocognitieve stoornis, schizofrenie in remissie” gekomen. Bij de DSM-afgeleide classificatie heeft de psychiater aangekruist: “neurogonitieve stoornissen (o.a.) dementie en delier)”.
4.7
De psychiater heeft in de medische verklaring aangegeven dat het ernstig nadeel bestaat uit:
“Opnieuw vallen bij neiging tot roken ’s nachts. Pte is vanwege vergevorderde dementie niet te instrueren.”
Ter zitting heeft de psychiater over de stoornis en het ernstig nadeel nog het volgende opgemerkt:
“(…) Ik kan wel wat meer over de rode lijn vertellen. [betrokkene] is in het verleden bekend met schizofrenie en heeft een uitgebreide vorm van dementie. De schizofrenie is momenteel afgezwakt. Het is nog wel een neurocognitieve stoornis. Betrokkene gaat binnenkort ook naar een verpleegtehuis. Haar zoon gaat daarvoor binnenkort kijken.
Betrokkene valt erg veel. Ze heeft onlangs haar heup en rib gebroken door een val. Overdag kunnen we meer één op één aandacht bieden. Daarmee kunnen we het vallen voorkomen. Ze heeft momenteel ook een rolstoel met een valblad. In de nacht kunnen we die één op één aandacht niet bieden en is het maken van afspraken met betrokkene moeilijk. De verleiding kan ze in de nacht moeilijk weerstaan. Het is ook niet mogelijk om dit haar opnieuw aan te leren. Door haar stoornis is ze niet te instrueren. De ergotherapeut heeft ook mee nagedacht, maar ook daar is niets uitgekomen. Overdag is ze ook regelmatig gevallen, maar nu kunnen we dat door de extra begeleiding en het valblad ondervangen.”
4.8
Hieruit volgt dat betrokkene zowel bekend is met een psychische stoornis als met een psychogeriatrische aandoening. De psychiater heeft toegelicht dat de schizofrenie is afgezwakt, maar dat het nog wel een neurocognitieve stoornis is. Dit is een stoornis die valt onder de Wvggz. Daarnaast is sprake van dementie. Dit is een aandoening die valt onder de Wzd. De vraag is wat het ernstig nadeel in de onderhavige zaak veroorzaakt.
4.9
Niet in geschil is dat het ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel door vallen. De psychiater heeft in de medische verklaring opgenomen dat betrokkene ‘s nachts haar bed uit komt met het risico op vallen en dat zij door de dementie niet meer te instrueren is. M.i. volgt hieruit dat door de dementie niet te voorkomen is dat betrokkene haar bed uit komt met het risico dat ze valt. Dementie is echter geen psychische stoornis, maar een psychogeriatrische aandoening. Uit de stukken volgt ook niet dat er sprake is van een psychische stoornis waardoor betrokkene ’s nachts haar bed uitkomt om te gaan roken. Het ernstig nadeel lijkt dus veroorzaakt te worden door een psychogeriatrische aandoening zodat de Wvggz niet van toepassing is. Het oordeel van de rechtbank dat het ernstig nadeel veroorzaakt wordt door een psychische stoornis is dan ook onbegrijpelijk. Ook volgt uit het dossier niet dat de continuïteit van zorg in een voor de patiënt vertrouwde omgeving een reden is geweest om betrokkene verplichte zorg op grond van de Wvggz te verlenen. De klacht slaagt.
4.10
Ten overvloede merk ik verder nog het volgende op. Volgens de Wvggz dient alle onvrijwillige zorg (waaronder een verplichte opname), in de Wvggz ‘verplichte zorg’ genoemd, voorafgaand door de rechter te worden getoetst, waar volgens de Wzd alleen de onvrijwillige opname eerst door een rechter moet worden beoordeeld.5.In de Wzd vormt het zorgplan de basis voor de aan een betrokkene te verlenen zorg. Art. 6 Wzd bepaalt dat aan een betrokkene alleen zorg mag worden verleend die in het zorgplan is opgenomen. Nu het zorgplan pas uiterlijk na zes weken hoeft te zijn opgesteld, kan in de (maximaal) zes weken na aanvang van zorg ook zorg worden verleend die niet in het zorgplan is opgenomen. Het moet dan wel gaan om zorg waarmee de betrokkene of de vertegenwoordiger heeft ingestemd of waarmee de betrokkene die (nog) geen vertegenwoordiger heeft redelijkerwijs geacht wordt in te stemmen. Ook mag er geen sprake zijn van verzet. Onvrijwillige zorg mag in deze eerste periode zonder zorgplan niet worden verleend, tenzij er sprake is van een noodsituatie (art. 15 Wzd). Voorwaarde voor het verlenen van zorg in onvoorziene situaties of noodsituaties is dat de zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen én dat in de betreffende situatie niet kan worden afgewacht.6.Ter zitting heeft de rechtbank terecht opgemerkt dat zonder een machtiging tot opname de rechter op grond van de Wzd betrokkene niet kan beperken in haar bewegingsvrijheid. Onder het regime van de Wzd had echter ook zonder machtiging tot opname en zonder zorgplan in een noodsituatie een beperking kunnen worden aangebracht in de bewegingsvrijheid van betrokkene. Om deze onvrijwillige zorg vervolgens te kunnen blijven verlenen dient deze zorg te worden opgenomen in het zorgplan.
5. Conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022 en tot terugwijzing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑01‑2023
HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ2292, NJ 2011/390 m.nt. S.F.M. Wortmann; JVggz 2011/28 m.nt. W. Dijkers, rov. 3.6 e.v. en HR 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2996NJ 2014/483; JVggz 2014/38 m.nt. W. Dijkers, rov. 3.4.2.
Zie EHRM 7 juni 2011, 277/05, NJ 2012/207 m.nt. T. Schalken (S.T.S./Nederland), punt 61. Zie over het recht op een retrospectief oordeel over de rechtmatigheid van een vrijheidsbeneming ook: HR 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2996, NJ 2014/483; JVggz 2014/38 m.nt. W. Dijkers, rov. 3.4.2.
ECLI:NL:HR:2020:1271, NJ 2020/398 m.nt. J. Legemaate.
Kamerstukken I 2019/20, 32 399 en 31 996, N, p. 3 en Kamerstukken II 2019/20, 35 370 en 32 399, nr. 2, p. 18 en HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1271, NJ 2020/398 m.nt. J. Legemaate, rov. 3.1.3.
B.J.M. Frederiks en S.M. Steen, De Wet zorg en dwang, Handleiding voor de praktijk, Sdu, Den Haag 2020, pag. 16.
B.J.M. Frederiks en S.M. Steen, De Wet zorg en dwang, Handleiding voor de praktijk, Sdu, Den Haag 2020, pag. 48.
Beroepschrift 28‑10‑2022
Procesinleiding in verzoekschriftzaak met betrekking tot de Wvggz
Geeft eerbiedig te kennen
[betrokkene], wonende te [woonplaats], te dezer zake in Den Haag woonplaats kiezende aan de Riouwstraat 131, ten kantore van de advocate bij de hoge raad der Nederlanden mr. G.E.M. Later, die door verzoekster als zodanig wordt aangewezen om voor haar in dit rechtsgeding op te treden en voor verzoekster deze procesinleiding ondertekent en indient;
- 1.
Bij beschikking van 12 september 2022 onder zaaknummer C/01/385490/FA RK 22-3922 heeft de rechtbank Oost-Brabant een machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 Wvggz verleend. Die beschikking met het verzoek van de officier van justitie van 9 september 2022, de beschikking van de burgemeester van de gemeente Vught van 8 september 2022 met de medische verklaring van de psychiater [psychiater] van 8 september 2022 met episode journaal alsmede het proces-verbaal van de zitting van 12 september 2022 legt verzoekster hierbij over.
- 2.
Verzoekster kan zich met de onderhavige beschikking van 12 september 2022 niet verenigen en stelt daarvan bij deze — derhalve tijdig — beroep in kassatie in onder aanvoering van het navolgende:
Middel van kassatie
Schending van het recht althans verzuim van vormen waarvan niet inachtneming nietigheid medebrengt, aangezien de rechtbank Oost-Brabant, ten aanzien van het verzoek voortzetting crisismaatregel van 9 september 2022 heeft overwogen, zoals in de beschikking van 12 september 2022 staat omschreven en heeft beslist zoals in de beschikking staat vermeld, welke overwegingen en beslissingen als hier herhaald en overgenomen dienen te worden beschouwd, zulks ten onrechte om de navolgende redenen.
I.
Naar uit de bestreden beschikking blijkt heeft de rechtbank overwogen:
‘…De advocaat heeft ter zitting aangevoerd dat de Wvggz niet het juiste juridische kader is voor het verzoek, maar de Wet zorg en dwang. De rechtbank volgt de advocaat hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, door het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel.
Betrokkene is afgelopen weken meermaals gevallen. Recent is betrokkene gevallen met heupfractuur en ribfractuur als gevolg, waarvoor opname met operatie in ziekenhuis noodzakelijk was. Tijdens ziekenhuisopname en daarna is betrokkene ook meermaals gevallen. Zij heeft de neiging om 's nacht te roken en dan bestaat het risico dat ze valt.
Vanwege haar psychische stoornis is betrokkene niet te instrueren om niet haar bed uit te gaan zonder hulp. Het valrisico is nu beperkt met een tentbed.
Anders dan de advocaat heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie… ’,
Welke overwegingen gelet op de stukken onjuist zijn althans onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd.
Toelichting
1.1. Stoornis
In de medische verklaring is als diagnose aangekruist: neurocognitieve stoornissen (o.a. dementie en delier). Over het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt sub 3 vermeld:
‘…b. Waaruit bestaat het (onmiddellijk dreigend) ernstig nadeel?
Opnieuw vallen bij neiging tot roken 's nachts. Pte is vanwege vergevorderede dementie niet te instrueren.
c. Op grond van welke symptomen, gedragingen of feiten komt u tot uw oordeel?
Onmogelijkheid tot instrueren haal ik dossier en van behandelaar [behandelaar]. Gedurende het gesprek spreekt ze zichzelf tegen en kan ze niet onderbouwen waarom ze iets wel/niet wil. Haar geheugen is slecht.
Anderhalve week geleden gevallen met heupfractuur en ribfractuur waarvoor opname met operatie in ziekenhuis. Tijdens ziekenhuisopname ook meermaals gevallen. Sinds 7–9 retour uit ziekenhuis en opnieuw gevallen. Vannacht wederom 2 × gevallen toen ze 's nachts uit bed ging omdat ze wilde roken (van [behandelaar]/dossier)… ’.
In het verzoek van officier van justitie staat vermeld:
‘…De officier van justitie heeft geconstateerd dat uit de afschriften van de crisismaatregel en de medische verklaring(bijlage: Medische verklaring) blijkt dat:
- —
betrokkene lijdt aan neurocognitieve stoornissen
- —
er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, dat bestaat uit of het aanzienlijk risico op:
- —
ernstig lichamelijk letsel
- —
het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van de psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap, dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt, … ’.
De dementie waar verzoekster aan lijdt zoals uit de stukken blijkt is een psychogeriatrische aandoening. De schizofrenie in remissie die er bij gehaald wordt is niet een stoornis die hier van belang is. Er wordt kennelijk aan een — hoever? — verleden gerelateerd dat hier niet meer relevant is.
Ook ter zitting zegt de psychiater:
‘…Mevrouw is in het verleden bekend met schizofrenie en heeft een uitgebreide vorm van dementie. De schizofrenie is momenteel afgezwakt. Het is nog wel een neurocognitieve stoornis… ’.
Hieruit blijkt dat de stoornis waar het over gaat de uitgebreide vorm van dementie is en dat is dus een psychogeriatrische stoornis die valt onder de Wet Zorg en Dwang.
Uit het dossier blijkt ook dat er sprake is van een uitgebreide vorm van dementie en dat valt onder de psychogeriatrische stoornis en dus onder de Wet Zorg en Dwang.
Het is dan ook onbegrijpelijk dat de rechtbank overweegt anders dan de advocaat heeft bepleit van oordeel te zijn dat het ernstige vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag van betrokkene dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van ernstige neurocognitieve stoornis en schizofrenie in remissie. Het valrisico, het ernstig nadeel vloeit inderdaad voort uit de uitgebreide vorm van dementie, maar het is onbegrijpelijk dat de rechtbank er van uit gaat dat het voortvloeit uit een psychische stoornis terwijl dat moet zijn een psychogeriatrische stoornis.
1.2. Tentbed, multi-problematiek in casus n.v.t.
Op 10 juli 2020 heeft uw hoge raad beslist in de zaak met zaaknummer 20/01193 (ECLI:NL:HR:2020:1271) in een soortgelijke zaak waar het betrof de noodzaak om voor de betrokkene een tentbed te gebruiken zodat de betrokkene niet zal vallen in de nacht. In die zaak was ook aan de orde wanneer bij zogenoemde ‘multi-problematiek’ de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg dan wel de Wet Zorg en Dwang bij psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten van toepassing is. In die zaak was er ook sprake van het gebruik van een tentbed en een rolstoel met een blad en een band. Anders dan in de zaak van verzoekster was er echter in dat geval sprake van een, onder andere agressief, gedrag van de betrokkene dat enigszins onderdrukt moest worden met medicijnen om haar situatie werkbaar te maken. In de zaak van verzoekster is dat niet aan de orde althans dat blijkt niet. In tegenstelling tot het geval van verzoekster was in die zaak aan de orde dag hoewel het perspectief van betrokkene verblijf in een verpleeginstelling is de toenmalige toestand van de betrokkene daar niet werkbaar is en dat behandelaren onderzoeken op welke manieren de frontale ontremming van betrokkene teruggedrongen kon worden zodat ze stabieler wordt. Er blijkt nergens dat er bij verzoekster zoiets aan de hand is.
Ook uit andere rechtspraak blijkt dat er sprake moet zijn van multi-problematiek1..
1.3. Psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening
Artikel 3:3 Wvggz vermeldt:
‘… Indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap, of een op grond van artikel 1, vierde lid, of onder toepassing van artikel 24, vierde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten daarmee gelijk gestelde ziekte of aandoening, leidt tot ernstig nadeel kan als uiterste middel verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:1 worden verleend… ’.
Dat zijn de gevallen van een psychische stoornis waarbij verplichte zorg onder de Wvggz aan de orde kan komen.
In casu is echter de uitzondering aan de orde, namelijk van een psychogeriatrisch aandoening, en dan zal de Wet Zorg en Dwang moeten worden toegepast. Dat betekent dat de burgemeester op grond van artikel 29 WZD een beschikking tot inbewaringstelling zal geven als er sprake is van een ernstig nadeel en het vermoeden bestaat dat dit ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van de persoon als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie hiervan.
Volgens artikel 33 WZD zorgt de burgemeester er voor dat er binnen 24 uur na afgifte van de beschikking tot een tenuitvoerlegging wordt overgegaan. De burgemeester zorgt er ook voor dat het CIZ en de inspectie onmiddellijk van de inbewaringstelling op de hoogte worden gesteld en het CIZ dient dan het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in. Verzoekster zou dan opgenomen zijn in een verpleeghuis alwaar men gespecialiseerd is in hulp aan dementerenden, zoals verzoekster.
1.4. Wvggz niet van toepassing
Gelet op voormelde omstandigheden is het onbegrijpelijk dat de rechtbank beslist heeft op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.
Dat verzoekster meent dat op grond van de bovenstaande middel de beschikking voor vernietiging in aanmerking komt;
Dat verzoekster procedeert onder toevoeging 3LS3085 d.d. 30 september 2022, van welk toevoegingsbewijs zij een kopie hierbij overlegt;
Weshalve
Het de hoge raad der Nederlanden moge behagen te vernietigen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2022 met zodanige beschikking als uw hoge raad in goede justitie zal vermenen te behoren, kosten rechtens.
Den Haag, 28 oktober 2022
mr. G.E.M. Later
advocaat
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 28‑10‑2022
Zie onder andere rechtbank Gelderland 28 juli 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:4223) en de rechtbank Noord-Holland 25 augustus 2021 (ECLI:NL:RBNHO:2021:7639) en rechtbank Rotterdam 12 juli 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:5734 JGZ 2022 nr. 45).