Rb. Noord-Holland, 25-08-2021, nr. C/15/319306 / FA RK 21-3927
ECLI:NL:RBNHO:2021:7639
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
25-08-2021
- Zaaknummer
C/15/319306 / FA RK 21-3927
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2021:7639, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 25‑08‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 25‑08‑2021
Inhoudsindicatie
Wvggz. Zorgmachtiging voor de duur van zes maanden. Betrokkene is gediagnosticeerd met gevorderde dementie. Het verweer dat geen zorgmachtiging op grond van de Wvggz behoort te worden afgegeven, omdat de Wzd meer passend is, wordt verworpen. Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat bij betrokkene sprake is van een gevorderd dementieel beeld en allerlei somatische problematiek, waardoor vermoedelijk doorlopend sprake is van een delier dat door de cognitieve stoornis in stand wordt gehouden, met zeer ernstige gedragsproblemen tot gevolg. De gedragsproblemen zijn zo ernstig dat betrokkene niet te handhaven is in een verpleeghuis. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze voorliggende problematiek en bijbehorende actuele zorgbehoefte de Wvggz thans passend is.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/319306 / FA RK 21-3927
beschikking van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2021,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. E.G. Al, gevestigd te Nieuw-Vennep.
1. Procedure
1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 augustus 2021, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
de medische verklaring van 6 augustus 2021;
- -
het zorgplan van 3 augustus 2021;
- -
de bevindingen van de geneesheer-directeur van 9 augustus 2021.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2021. Hoewel uitgangspunt binnen de Wvggz is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de landelijke maatregelen ter beperking van de verspreiding van het virus.
De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, afdoende is gewaarborgd door deelname van de advocaat aan de zitting.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- -
de advocaat van betrokkene;
- -
[verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist.
1.5.
Betrokkene was bij aanvang van de zitting aanwezig. De rechtbank heeft geprobeerd om met betrokkene een gesprek te voeren, wat niet is gelukt. Betrokkene is daarom door [verpleegkundig specialist] naar een andere kamer gebracht. De rechtbank heeft op grond van het voorgaande vastgesteld dat betrokkene niet in staat was zich te doen horen.
1.6.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.
2. Beoordeling
2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan gevorderde dementie en een delier met zeer ernstige gedragsproblemen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
- -
ernstig lichamelijk letsel;
- -
ernstige verwaarlozing.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen is besproken ter zitting, worden de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht:
- -
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- -
het beperken van bewegingsvrijheid;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
opnemen in een accommodatie.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke voorwaarden voor afgifte van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wvggz met de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg wordt voldaan. De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsvrouw van betrokkene dat in dit geval een maatregel op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd) moet worden verleend omdat de klachten van betrokkene voortvloeien uit een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie. De rechtbank stelt vast dat blijkens de toelichting ter zitting bij betrokkene sprake is van een gevorderd dementieel beeld en allerlei somatische problematiek, waardoor vermoedelijk doorlopend sprake is van een delier dat door de cognitieve stoornis in stand wordt gehouden, met zeer ernstige gedragsproblemen tot gevolg. De gedragsproblemen zijn zo ernstig dat betrokkene niet te handhaven is in een verpleeghuis. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze voorliggende problematiek en bijbehorende actuele zorgbehoefte de Wvggz thans passend is (zie ook Hoge Raad 10 juli 2020, r.o. 3.1.2 en 3.1.3., ECLI:NL:HR:2020:1271)
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 25 februari 2022.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4 is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.4 een kortere duur is vermeld;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 februari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter, in tegenwoordigheid van T.B.A. Verbeij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2021. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 augustus 2021. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||