Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien
Artikel 12 Vertragingsrente
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2022
- Bronpublicatie:
05-04-2022, PbEU 2022, L 115 (uitgifte: 13-04-2022, regelingnummer: 2022/615)
- Inwerkingtreding
03-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2022, PbEU 2022, L 115 (uitgifte: 13-04-2022, regelingnummer: 2022/615)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
1.
Elke vertraging bij de boeking op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van vertragingsrente.
Voor de in artikel 2, lid 1, punt a), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (1) bedoelde traditionele eigen middelen is rente verschuldigd voor de periode vanaf het tijdstip waarop het bedrag ter beschikking had moeten worden gesteld tot het tijdstip waarop het bedrag daadwerkelijk op de in artikel 9 bedoelde rekening van de Commissie is overgemaakt.
Onverminderd artikel 13, lid 1, en op voorwaarde dat het bedrag overeenkomstig artikel 2 is vastgesteld, tijdig op de in artikel 6 bedoelde specifieke boekhouding is geboekt en overeenkomstig artikel 13, lid 2, in de specifieke boekhouding wordt bijgehouden, zal gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van vaststelling van het bedrag geen rente verschuldigd zijn.
In geval van een administratief of gerechtelijk beroep gaat de periode van vijf jaar in na de vaststelling, kennisgeving of bekendmaking van het definitieve besluit. In geval van betaling in termijnen gaat de periode van vijf jaar in uiterlijk na de laatste betaling die is verricht, voor zover de schuld hiermee niet is voldaan.
2.
Voor de btw-middelen en de bni-middelen moet alleen rente worden betaald aangaande vertragingen bij de boeking van bedragen:
- a)
als bedoeld in artikel 10 bis;
- b)
die voortvloeien uit de berekening als bedoeld in artikel 10 ter, lid 5, eerste alinea, op het tijdstip dat is bepaald in de derde alinea ervan;
- c)
die voortvloeien uit specifieke aanpassingen van de btw-middelen overeenkomstig artikel 10 ter, lid 2, onder c), van deze verordening op de door de Commissie vastgestelde datum in het kader van door haar genomen maatregelen overeenkomstig artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89;
- d)
die voortvloeien uit het niet aanbrengen door een lidstaat van correcties van bni-gegevens die nodig zijn voor het aanpakken van door de Commissie of de lidstaat ter kennis gebrachte punten als bedoeld in artikel 10 ter, lid 4, vóór het verstrijken van de expliciete termijn. De rente op de aanpassingen die voortvloeien uit die correcties wordt berekend vanaf de eerste werkdag van juni van het jaar dat volgt op dat waarin de door de Commissie vastgestelde expliciete termijn verstreek.
3.
Indien het rentebedrag lager is dan 1 000 EUR, wordt afgezien van de inning.
4.
Voor de lidstaten van de economische en monetaire unie is de rentevoet gelijk aan de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet van de eerste dag van de maand van de vervaldag, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, of 0 procent als dit hoger is, vermeerderd met 2,5 procentpunten.
Deze rente wordt met 0,25 procentpunt per maand vertraging verhoogd.
De totale stijging uit hoofde van de eerste en de tweede alinea mag niet meer dan 14 procentpunten bedragen. De beperking van de stijging tot 14 procentpunten geldt voor alle gevallen waarin het rentebedrag niet vóór 3 mei 2022 aan de betrokken lidstaat is meegedeeld. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging als bedoeld in lid 1.
5.
Voor de lidstaten die niet aan de economische en monetaire unie deelnemen, is de rentevoet gelijk aan de rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand door de respectieve centrale banken op hun basisherfinancieringstransacties wordt toegepast, of 0 procent als dit hoger is, vermeerderd met 2,5 procentpunten. Voor de lidstaten waarvoor de rentevoet van de centrale bank niet beschikbaar is, is de rentevoet gelijk aan de meest equivalente rentevoet die op de eerste dag van de betrokken maand op de geldmarkt van de lidstaat wordt toegepast, of 0 procent als dit hoger is, vermeerderd met 2,5 procentpunten.
Deze rente wordt met 0,25 procentpunt per maand vertraging verhoogd.
De totale stijging uit hoofde van de eerste en de tweede alinea mag niet meer dan 14 procentpunten bedragen. De beperking van de stijging tot 14 procentpunten geldt voor alle gevallen waarin het rentebedrag niet vóór 3 mei 2022 aan de betrokken lidstaat is meegedeeld. De verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging als bedoeld in lid 1.
6.
Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde betaling van rente is artikel 9, leden 2 en 3, van overeenkomstige toepassing.
Voetnoten
Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).