Einde inhoudsopgave
Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien
Artikel 10 bis Terbeschikkingstelling van de btw- en de bni-middelen
Geldend
Geldend vanaf 03-05-2022
- Bronpublicatie:
05-04-2022, PbEU 2022, L 115 (uitgifte: 13-04-2022, regelingnummer: 2022/615)
- Inwerkingtreding
03-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2022, PbEU 2022, L 115 (uitgifte: 13-04-2022, regelingnummer: 2022/615)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
1.
De btw-middelen en de bni-middelen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering, worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt. De te boeken bedragen zijn één twaalfde van de uit dien hoofde uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoersen van de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.
2.
Voor de specifieke betalingsbehoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad 1., en daaropvolgende relevante wetgeving van de Unie, en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de btw- en de bni-middelen, of een fractie daarvan, met maximaal twee maanden in de loop van het eerste kwartaal van het begrotingsjaar te vervroegen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering.
Onverminderd de derde alinea kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2., en daaropvolgende relevante wetgeving van de Unie, en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal een bijkomende helft van één twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen uit hoofde van de btw- en de bni-middelen in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering.
Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden.
Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan één twaalfde van de btw- middelen en de bni-middelen, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen.
De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een uit hoofde van de eerste of de tweede alinea gevraagde boeking, in kennis.
De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een uit hoofde van de tweede alinea gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking.
Lid 4 betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar en lid 5 dat van toepassing is wanneer de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn van toepassing op deze vervroegde boekingen.
Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten de Commissie verzoeken de terbeschikkingstelling van de btw-middelen en de bni-middelen te vervroegen, met name in het kader van gewijzigde begrotingen aan het einde van het jaar, met inachtneming van de gevolgen voor die eigen middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering. Van elke vooruitbetaling wordt ten minste zeven werkdagen van tevoren kennisgeving gedaan en het desbetreffende verzoek wordt door de betrokken lidstaat met redenen omkleed. De Commissie beoordeelt het verzoek, rekening houdend met de kaspositie en de liquiditeitsbehoeften van de Commissie. lidstaten mogen de vooruitbetaling pas uitvoeren na toestemming van de Commissie. Eventuele extra kosten in verband met de vervroegde terbeschikkingstelling van de eigen middelen btw en bni worden gedragen door de verzoekende lidstaat.
3.
Iedere wijziging van het uniforme percentage voor de btw-middelen, van het percentage voor de bni-middelen en de financiering van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering wordt gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.
Die aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden die aanpassingen bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 10 van het Financieel Reglement worden die aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de desbetreffende gewijzigde begroting opgenomen.
4.
De twaalfden betreffende de boeking van de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de in de ontwerpbegroting, zoals bedoeld in artikel 314, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), opgenomen bedragen en worden in nationale valuta’s omgerekend tegen de wisselkoersen van de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar. Deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand geregulariseerd.
5.
Indien de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking van januari van het volgende begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van het bedrag van het in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen btw-middel en bni- middel, met inachtneming van de gevolgen voor die middelen van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering. De regularisatie geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien de begroting vóór de zestiende van de maand wordt vastgesteld. In het andere geval geschiedt de regularisatie op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.
6.
Bij wijziging van de bni-gegevens overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad (3)wordt de financiering van de aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane brutovermindering niet achteraf bijgesteld.
Voetnoten
Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen en tot intrekking van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (bni-verordening) (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 19).