Einde inhoudsopgave
Bedrijfsopvolging bij natuurlijke personen (FM nr. 141) 2013/4.2.3.2.e
4.2.3.2.e Doelmatigheid
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk, datum 01-09-2013
- Datum
01-09-2013
- Auteur
Dr. Y.M Tigelaar-Klootwijk
- JCDI
JCDI:ADS350323:1
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Voetnoten
Voetnoten
MvT, Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, blz. 116.
Dat sprake kan zijn van een schenking bij echtscheiding volgt o.a. uit HR 15 juni 1994, nr. 28 840, BNB 1994/261.
De staatssecretaris van Financiën heeft ten aanzien van een verzoek van het NOB om afrekening in de winstsfeer op verzoek mogelijk te maken aangegeven dat hem geen gevallen bekend zijn waarin een afrekening op verzoek wordt gemist. Aldus is er volgens hem geen aanleiding de wet aan te passen (NnavV, Kamerstukken II 2009/10, 32 129, nr. 8, blz. 61). Ik vind dit een zwak argument.
Naar mijn mening is de toetsing aan het doelmatigheidscriterium van art. 3.59 Wet IB 2001 van een andere orde dan bij art. 3.62 en 3.63 Wet IB 2001. Eigenlijk wil de wetgever niet tot heffing overgaan bij ontbinding van een huwelijksgemeenschap. Dit gegeven is dan ook mijn uitgangspunt bij de toetsing aan doelmatigheid. Het streven moet zijn dat in ieder geval heffing volgt als het ondernemingsvermogen het vermogen van de echtgenoten verlaat. In die zin is mijn conclusie dat art. 3.59 Wet IB 2001 niet doelmatig is als de huwelijksgemeenschap zodanig wordt verdeeld dat het ondernemingsvermogen toekomt aan een ander dan één van beide echtgenoten. Indien in een dergelijke situatie de andere in de wet opgenomen doorschuiffaciliteiten geen mogelijkheden tot doorschuiving bieden, zou art. 3.59 Wet IB 2001 ook niet moeten kunnen worden toegepast.
Art. 3.59 Wet IB 2001 wijkt af van de andere doorschuifbepalingen omdat op grond van deze bepaling automatische doorschuiving volgt. Het is niet mogelijk op verzoek af te rekenen. Door het vervallen van de stakingsvrijstelling1 en de bijzondere tarieven onder de Wet IB 2001 zou alleen in bijzondere gevallen belang bestaan bij een afrekening. De administratieve lasten voor het bedrijfsleven zouden door toepassing van een doorschuiffaciliteit worden verminderd.2 Ik plaats hierbij kanttekeningen. Ook als wordt doorgeschoven moet de waarde in het economische verkeer van de onderneming worden bepaald. Partijen moeten bijvoorbeeld bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap rekening houden met een belastinglatentie, omdat anders sprake kan zijn van een materiële schenking. Dit is overigens alleen aan de orde als sprake is van een overbedeling voortvloeiend uit de verdeling van de totale huwelijksgoederengemeenschap.3
In de ab-sfeer bestaat wel de mogelijkheid tot afrekenen. Art. 4.17 Wet IB 2001 bewerkstelligt ook een automatische doorschuiving, maar op grond van art. 4.38 Wet IB 2001 kan op verzoek worden afgerekend.4 Nu de wetgever ervoor heeft gekozen een vervreemdingsfictie in de wet op te nemen en het in de ab-sfeer ook mogelijk is om op verzoek af te rekenen pleit ik ervoor ook in art. 3.59 Wet IB 2001 deze mogelijkheid op te nemen.