Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/23.4.8:23.4.8 Handelingen van participanten in het kader van het samenwerkingsverband jegens het beleggingsfonds
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/23.4.8
23.4.8 Handelingen van participanten in het kader van het samenwerkingsverband jegens het beleggingsfonds
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS363309:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 26 juni 2003, nr. C-442/01 (KapHag), V-N 2003/34.14.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In paragraaf 23.4.7.3 heb ik aangegeven dat de bewaarder als een derde optreedt jegens het beleggingsfonds. De handelingen tegen vergoeding van een bewaarder zijn aan de heffing van btw onderworpen. Voor wat betreft de handelingen van een beheerder geldt hetzelfde als voor de handelingen van de bewaarder. De beheerder treedt als een derde op jegens het beleggingsfonds en zijn handelingen (tegen vergoeding) zijn aan de heffing van btw onderworpen (zie paragraaf 23.4.7.4).
Binnen het kader van de overeenkomst die het beleggingsfonds beheerst, verrichten de beleggers handelingen, die erin bestaan, dat zij vermogensbestanddelen ter collectieve belegging inbrengen in het fonds. Hierin worden geen belastbare handelingen gezien. Wanneer het beleggingsfonds als een personenvennootschap is aan te merken en de beleggers contanten inbrengen, dan kan hetgeen het HvJ EG in de zaak KapHag heeft geoordeeld worden toegepast. Het HvJ EG besliste dat de inbreng van contanten in een personenvennootschap niet de vergoeding vormde voor handelingen die de vennootschap of die de overige vennoten jegens de inbrengende vennoot zouden hebben verricht. Ook de vennoot verricht volgens het HvJ EG geen belastbare handeling met de inbreng in contanten. In hoofdstuk 24 ga ik nader in op de inbreng in personenvennootschappen. Voor een nader analyse verwijs ik daarom naar dat hoofdstuk. Ik meen dat de uit het KapHag arrest te destilleren rechtsregel ook toepassing vindt, indien het beleggingsfonds weliswaar naar burgerlijk recht geen personenvennootschap is, maar in de zin van de btw wel een als belastingplichtige aan te merken entiteit (“eenieder”).1
In theorie is het mogelijk dat beleggers in een beleggingsfonds andere vermogensbestanddelen dan contanten inbrengen. Dit is evenwel niet gebruikelijk. Om die reden kan deze variant hier onbesproken blijven. Aan de heffing van btw bij inbreng in een personenvennootschap van andere vermogensbestanddelen dan contanten wordt in hoofdstuk 24, over personenvennootschappen en informele samenwerkingsverbanden, overigens wel aandacht besteed. Hetgeen daar is opgemerkt geldt mijns inziens mutatis mutandis ook voor beleggingsfondsen die al dan niet als personenvennootschap zijn aan te merken.