Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/1169
Rechtmatig strafvorderlijk optreden waarvan gevolgen (zaakschade) ander dan verdachte treffen; aansprakelijkheid Staat; art. 6:101 lid 1 BW; niet-toepasselijkheid toerekeningsregel art. 6:101 lid 2 BW.
HR 27-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2789
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 oktober 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
16/02961
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2789, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑10‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:478, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2016
- Wetingang
Art. 6:101 BW
Essentie
Rechtmatig strafvorderlijk optreden waarvan gevolgen (zaakschade) ander dan verdachte treffen; aansprakelijkheid Staat; art. 6:101 lid 1 BW; niet-toepasselijkheid toerekeningsregel art. 6:101 lid 2 BW.
Aangenomen moet worden dat de wetgever bij de invoering van lid 2 art. 6:101 BW niet (mede) het oog heeft gehad op gevallen waarin de Staat voor schade als gevolg van rechtmatig strafvorderlijk optreden aansprakelijk is. Uitgangspunt is dat schade die bij rechtmatig strafvorderlijk optreden is veroorzaakt aan zaken van een ander dan de verdachte, niet tot het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico van die ander behoort, zodat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.