Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.4.2.3:8.4.2.3 Advies over alternatieve tenuitvoerlegging voorlopige hechtenis
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.4.2.3
8.4.2.3 Advies over alternatieve tenuitvoerlegging voorlopige hechtenis
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. artikel 493, derde lid Sv
Zie tabel 6.2 en bijlage 2.
Vgl. paragrafen 7.5.3 en 7.5.4.
Interview gedragsdeskundige H (RvdK).
O.a. Voorgeleiding 23; Raadkamerzitting 45; Raadkamerzitting 69; Raadkamerzitting 92; Raadkamerzitting 106.
Interview gedragsdeskundige C (RvdK).
Raadkamerzitting 110.
Raadkamerzitting 88.
Raadkamerzitting 107.
Interview raadsonderzoeker K.
Raadkamerzitting 70.
Voorgeleiding 23; Raadkamerzitting 93.
Raadkamerzitting 129.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Naast een advies over het wel of niet schorsen van voorlopige hechtenis en de eventuele bijzondere voorwaarden, geeft de Raad soms ook advies over de mogelijkheden voor, en wenselijkheid van het op een alternatieve wijze tenuitvoerleggen van voorlopige hechtenis, zoals nachtdetentie of huisarrest.1 Zo adviseerde de Raad tijdens de 201 geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen, waar is beslist over een vordering tot inbewaringstelling of (verlenging van de) gevangenhouding,2 negen maal om de voorlopige hechtenis in de vorm van nachtdetentie ten uitvoer te leggen en zeven maal om de voorlopige hechtenis bij de minderjarige thuis ten uitvoer te leggen. Uit de observaties en interviews blijkt dat er grote regionale verschillen bestaan in de praktijk van de nachtdetentie en het huisarrest als modaliteiten van voorlopige hechtenis, hetgeen ook naar voren komt in de advisering van de Raad.3
Geïnterviewde raadsonderzoekers en gedragsdeskundigen die werkzaam zijn in arrondissementen waar nachtdetentie weinig wordt geadviseerd, wijzen erop dat vooral praktische problemen in de weg staan aan (het adviseren van) nachtdetentie. Illustratief is de gedragsdeskundige die tijdens een interview stelt: “voor mij heeft nachtdetentie echt een beetje een associatie met ‘gedoe’.”4 Randvoorwaarden voor het adviseren van nachtdetentie zijn in elk geval dat de minderjarige een zinvolle dagbesteding (lees: school) heeft, dat de afstand tussen de school en justitiële jeugdinrichting dagelijks te overbruggen is, dat de school instemt met de nachtdetentie en dat de minderjarige de vrijheid en verantwoordelijkheid aankan om dagelijks de inrichting te verlaten en terug te keren. Het is in beginsel de jeugdreclasseerder die de haalbaarheid onderzoekt en de Raad hierover informeert. Uit de observaties tijdens voorgeleidingen en raadkamerzittingen komt naar voren dat de reden voor de Raad om nachtdetentie te adviseren primair is gelegen in het belang van voortzetting van de schoolgang (bij zijn eigen school) in gevallen waarin de minderjarige in de ogen van de Raad (nog) niet terug naar huis kan en een “strak kader” nodig heeft.5
In gevallen waarin de Raad wil voorkomen dat een minderjarige (langer) in een justitiële jeugdinrichting moet verblijven, maar het vanwege de ernst van het strafbare feit nog te vroeg vindt voor een schorsing, wordt – althans in sommige arrondissementen – soms geadviseerd om de voorlopige hechtenis bij de minderjarige thuis ten uitvoer te leggen. Een geïnterviewde gedragsdeskundige van de Raad legt uit dat dit vooral een modaliteit is voor kwetsbare minderjarigen waarbij een verblijf in een justitiële jeugdinrichting schadelijk kan zijn voor hun welzijn en ontwikkeling.6 Dit kwam ook naar voren tijdens enkele geobserveerde raadkamerzittingen. Zo adviseerde de Raad in een aantal zaken huisarrest op basis van de overweging dat de justitiële jeugdinrichting geen geschikte plaats zou zijn voor de verdachte, bijvoorbeeld omdat de verdachte “een onzeker en beschadigd meisje” zou zijn,7 vanwege een licht verstandelijke beperking “kwetsbaar” zou zijn8 of “de populatie in de justitiële jeugdinrichting niet goed [zou zijn] voor verdachte”.9
Voorts legt een raadsonderzoeker tijdens een interview uit dat in de advisering van de Raad over huisarrest de ouders van de minderjarige een cruciale rol spelen: ouders moeten in elk geval open staan voor het huisarrest en het ook haalbaar achten.10 Ook dit kwam naar voren tijdens de observaties. Zo wees de Raad tijdens een raadkamerzitting in zijn advies om huisarrest te bevelen uitdrukkelijk op de “sterke ouders” die “voldoende grip” zouden hebben op de minderjarige verdachte.11 In twee andere zaken achtte de Raad huisarrest juist niet haalbaar, omdat de (alleenstaande) moeders van de verdachten voltijds werkten en er dus onvoldoende toezicht zou zijn.12 In een andere zaak stelde de Raad dat huisarrest niet wenselijk was, omdat dit een te grote druk op het gezin zou opleveren en de verdachte geen zinvolle dagbesteding had.13
Samenvattend kan worden gesteld dat nachtdetentie en huisarrest als alternatieve tenuitvoerleggingsmodaliteiten van voorlopige hechtenis over het algemeen een minder prominente rol spelen in de advisering van de Raad dan de schorsing onder voorwaarden. In sommige arrondissementen maken deze modaliteiten zelfs vrijwel nooit onderdeel uit van het advies van de Raad. In andere arrondissementen worden nachtdetentie en/of huisarrest vooral geadviseerd in situaties waarin de Raad een schorsing onder voorwaarden niet geïndiceerd acht, maar de Raad niettemin wil voorkomen dat de minderjarige schade oploopt door een (voltijds) verblijf in een justitiële jeugdinrichting en/of doordat de schoolgang zou worden onderbroken. Hierbij is de praktische haalbaarheid van deze modaliteiten een belangrijke overweging.