Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/464
Geen belang bij klacht over bezigen voor bewijs van verklaring medeverdachte die geen deel uitmaakt van het dossier.
HR 14-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2969
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
13/01131
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2969, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1748, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑05‑2014
- Wetingang
Essentie
Verdachte is niet in zijn verdedigingsbelang geschaad doordat de voor het bewijs gebruikte verklaring die de medeverdachte A als verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd, geen deel uitmaakt van het dossier in de onderhavige strafzaak en die verklaring ook niet ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gesteld. De verklaring die de medeverdachte A in de onderhavige zaak als getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd komt immers in essentie overeen met de inhoud van de voor het bewijs gebruikte verklaring van A en verdachte en zijn raadsman hebben nadat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.