Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/465
Uitlevering naar Rwanda ter zake genocide in 1994; dubbele strafbaarheid.
HR 16-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3627
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 december 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
14/04306
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3627, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2293, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑11‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑09‑2014
- Wetingang
Art. 7 EVRM; Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide; art. 5 Uitleveringswet; art. 6 Wet overlevering inzake oorlogsmisdrijven
Essentie
Vervolgingsuitlevering ter zake genocide, gepleegd in Rwanda in 1994. In het kader van een uitleveringsprocedure waarin door de Nederlandse rechter dient te worden beslist over de toelaatbaarheid van de uitlevering ter strafvervolging in de verzoekende staat, is van belang of de in het uitleveringsverzoek omschreven feiten reeds ten tijde van het begaan daarvan een strafbaar feit opleverden naar het recht van de verzoekende staat. Wat betreft de vraag of die feiten naar Nederlands recht op de vereiste wijze strafbaar zijn, is echter beslissend de stand van het recht ten tijde van de beslissing op het uitleveringsverzoek (HR 1 juli ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.