Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/1.3:1.3 De conceptie of bevruchting
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/1.3
1.3 De conceptie of bevruchting
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS395654:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor een goed begrip voor het ontstaan van nieuw leven volgt nu nog een belangrijke opmerking. Voor de bevruchting is het nodig dat de twee gameten met elkaar in contact komen, anders is de kans op samensmelting nihil. In de statische natuur, planten, bomen etc., vindt een passieve bevruchting plaats. Behalve in sprookjes zijn deze soorten niet in staat zich zo te bewegen dat zij tot de primitieve ‘geslachtsdaad’ komen. In de evolutie hebben de wind en de insecten zich als intermediair ‘aangeboden’. Daar de kans op bevruchting van zeer veel onzekere factoren afhankelijk is, heeft de natuur voor een enorme redundantie gezorgd. In de dierenwereld pleegt de voortplanting gerichter te verlopen. In de genen ligt de drang tot voortplanten opgesloten. Hiervoor zijn de verschillende diersoorten verschillend ingericht, maar in alle gevallen wordt een actieve daad verricht. Vaak wordt gezegd: in de natuur hebben alle levende organismen maar één doel: zich voortplanten.
Kortom, de geslachtsdaad is genetisch geprogrammeerd. Hoewel de mens algemeen beschouwd wordt als de (voorlopige) kroon op de evolutie, zijn er voor wat de voortplanting betreft tussen de mens en de grote groep zoogdieren, waartoe nu eenmaal ook de mens behoort, in heel veel opzichten nauwelijks verschillen. Derhalve moeten, of eigenlijk is het correcter hier te schrijven: moesten, mensen de geslachtsdaad bedrijven om zich voort te planten. Om nageslacht te krijgen, moeten mensen een actie ondernemen.
En op dit moment begint in de optiek van de schrijver van deze dissertatie het recht:
Twee mensen plegen een daad of - in juridische termen ook gelijkwaardig - laten een daad plegen, die een bevruchting en het creëren van nieuw leven tot doel heeft.
Bij de intellectuele mens is het daarbij minder van belang of er al dan niet een bedoeling aanwezig is. Het weten, of althans het kunnen weten, dat deze daad tot een bevruchting kan leiden, is al voldoende voor het recht.
Het argument om de bevruchting, de samensmelting van twee geslachtscellen, als het ultieme moment van ontstaan van nieuw leven aan te nemen wordt niet alleen ondersteund door het feit dat de latere gebeurtenissen, de innidatie (innesteling) en de partus (de geboorte) niets aan de vrucht hebben toegevoegd, anders dan de natuurlijke ontwikkeling, maar ook door het simpele feit dat zowel de innesteling als de daaruit volgende zwangerschap en geboorte volledig van het toeval afhangen, zonder de wil van de actoren in het proces.
Sterker nog: zelfs op dit moment, waarop de medische wetenschap in staat is met technische ingrepen een zeer hoog aantal bevruchtingen extra-uterien, in vitro, te bewerkstelligen, moet na de embryotransfer altijd maar worden afgewacht of er ook een geslaagde innesteling plaatsvindt en of hierna ook de zwangerschap met een geboorte eindigt.
Bovenstaand relaas heeft slechts één doel: het duidelijk maken dat de geboorte van de mens eigenlijk bovenwaardig wordt gewaardeerd en dat dit ook zijn neerslag vindt in de wet- en regelgeving. Niet het zichtbaar worden van het kind bij de geboorte, het uitkomen van het ei of het boven de grond komen van de zaailing zijn de belangrijkste momenten. Dit zijn wel de enig zichtbare momenten. Het belangrijkste moment is de bevruchting, de samensmelting van de twee gameten. Dit is het moment waarop een nieuw individu wordt geconcipieerd.
Op dit ‘moment suprême’ moet de wet- en regelgeving zich richten. Vanaf dit ogenblik ontstaat er een zygote, die door celdeling een embryo wordt.
In vivo, dus onder normale omstandigheden, nestelt dit embryo zich in de door de natuur voorbereide baarmoeder. In vitro, dus buiten de baarmoeder, kan een bevruchting tot stand worden gebracht en kan in een goede voedingsbodem het ontstaan van een embryo worden gezien. Ook dit embryo moet weer in een voorbereide uterus worden teruggeplaatst.