Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 2
Artikel 16
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Burgerlijk Wetboek Boek 2, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 494 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
In geval van faillissement van de rechtspersoon is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort, zijnde het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
2.
Indien niet is voldaan aan de verplichtingen uit artikel 15 of de jaarrekening niet tijdig is opgemaakt, wordt vermoed dat er ook voor het overige sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Hetzelfde geldt indien de rechtspersoon volledig aansprakelijk vennoot is van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap en niet voldaan is aan de verplichtingen uit artikel 15a van Boek 3. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen.
3.
Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat het onbehoorlijk bestuur dat een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement, mede gelet op zijn werkkring en de periode gedurende welke hij in functie is geweest, niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
4.
Het bepaalde in het tweede lid vindt geen toepassing ten aanzien van de bestuurder die bewijst dat het niet voldoen aan die verplichtingen, mede gelet op zijn werkkring en de periode gedurende welke hij in functie is geweest, niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om een verbeterde nakoming van die verplichtingen te bevorderen.
5.
De rechter kan het bedrag waarvoor de bestuurders of bepaalde bestuurders aansprakelijk zijn verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de aard en de ernst van het onbehoorlijk bestuur, de andere oorzaken van het faillissement, alsmede de wijze waarop dit is afgewikkeld.
6.
Is de omvang van het tekort nog niet bekend, dan kan de rechter, al dan niet met toepassing van het vijfde lid, bepalen dat van het tekort tot betaling waarvan hij de bestuurders veroordeelt, een staat wordt opgemaakt overeenkomstig Boek 2, titel 6 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.
7.
Op vordering van de curator of een aangesproken bestuurder kan de rechter bepalen dat bij de berekening van het tekort en de verdeling van de opbrengst uit hoofde van dit artikel via de uitdelingslijst de vordering van een schuldeiser geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing blijft indien en voor zover analogische toepassing van artikel 101, eerste lid, van Boek 6 daartoe aanleiding geeft. De vordering wordt ingesteld tegen de daartoe in het geding geroepen schuldeiser.
8.
Bij de toepassing van het eerste lid wordt slechts in aanmerking genomen het onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaren voorafgaande aan het faillissement of de in de zin van artikel 238 van de Faillissementswet BES daaraan voorafgaande surséance van betaling. Artikel 14, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
9.
Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld degene die gedurende enig tijdvak binnen de in het achtste lid bedoelde periode het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder, dan wel als oprichter kennelijk onzorgvuldig heeft gehandeld. De vordering kan niet worden ingesteld tegen een door de rechter, anders dan ingevolge de laatste volzin van artikel 2, derde lid, benoemde functionaris.
10.
De bovenstaande leden van dit artikel vinden toepassing bij de naamloze en de besloten vennootschap. Voor het overige vinden zij slechts toepassing bij de rechtspersoon aan welke gedurende enig tijdvak binnen de in het achtste lid bedoelde periode een onderneming in de zin van de Handelsregisterwet 2009 BES toebehoorde, waarbij dan alleen onbehoorlijk bestuur gedurende dat tijdvak in aanmerking wordt genomen.
11.
De bovenstaande leden zijn van toepassing dan wel van overeenkomstige toepassing op de aansprakelijkheid van bestuurders van niet door het recht van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba beheerste rechtspersonen, indien deze in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba failliet worden verklaard. Als bestuurders zijn eveneens aansprakelijk degenen die met de leiding van de in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verrichte werkzaamheden zijn belast. Bevoegd is de rechter die het faillissement heeft uitgesproken.
12.
Dit artikel laat onverlet de bevoegdheid van de curator tot het instellen van een vordering op grond van de overeenkomst met de bestuurder of op grond van artikel 14.