Einde inhoudsopgave
Faillissementswet BES
Artikel 238
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Faillissementsbesluit 1931, zoals gewijzgd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
22-09-2010, Stb. 2010, 496 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bedrijfseconomisch advies (V)
Insolventierecht / Faillissement
Insolventierecht / Surseance van betaling
1.
Indien de faillietverklaring wordt uitgesproken ingevolge eene der bepalingen van dezen titel of wel binnen ééne maand na het einde der surséance, gelden de volgende regelen:
- 1°
het tijdstip, waarop de termijnen, in de artikelen 39 en 41 vermeld, aanvangen, wordt berekend van den aanvang der surséance af;
- 2°
de curator oefent de bevoegdheid uit, in het eerste lid van artikel 218 aan de bewindvoerders toegekend;
- 3°
handelingen, door den schuldenaar met medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders verricht, worden beschouwd als handelingen van den curator en boedelschulden, gedurende de surséance ontstaan, zullen ook in het faillissement als boedelschulden gelden;
- 4°
de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van den schuldenaar, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerders gedurende de surséance ontstaan, dan voor zooverre deze ten gevolge daarvan gebaat is.
2.
Is opnieuw surséance verzocht, binnen eene maand na afloop van eene vroeger verleende, dan geldt hetgeen in het eerste lid is bepaald mede voor het tijdvak der eerstvolgende surséance.