Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/32
Surseance van betaling. Beslissingen rechter-commissaris als bedoeld in art. 267 Fw en art. 268a Fw; rechtsmiddelenverbod art. 282 Fw; beroep op doorbrekingsgrond?; termijn van acht dagen; rechter-commissaris niet onafhankelijk en onpartijdig?
HR 08-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3110
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 december 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
16/05741
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Surseance van betaling
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3110, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:885, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑07‑2017
- Wetingang
Essentie
Surseance van betaling. Beslissingen rechter-commissaris als bedoeld in art. 267 Fw en art. 268a Fw; rechtsmiddelenverbod art. 282 Fw; beroep op doorbrekingsgrond?; termijn van acht dagen; rechter-commissaris niet onafhankelijk en onpartijdig?
Het rechtsmiddelenverbod van art. 282 Fw heeft slechts betrekking op beslissingen waartoe de rechter door enige bepaling van de tweede titel van de Faillissementswet (“Van surseance van betaling”) uitdrukkelijk wordt geroepen. Rechterlijke beslissingen als bedoeld in art. 267 Fw (toelaten vorderingen tot stemming) en art. 268a Fw (vaststellen van het akkoord) vallen daarmee ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.